Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/rechter
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Breda), 31 mei 2017
ECLI:NL:RBZWB:2017:3830

werknemer/rechter

Wegens ontbreken verhinderdata tijdstip mondelinge behandeling vastgesteld tijdens vakantie gemachtigde. Uitstelverzoek gemachtigde afgewezen. Gemachtigde dient wrakingsverzoek in wegens schending artikel 6 EVRM. Wrakingsverzoek afgewezen, kantonrechter treft geen verwijt.

Feiten De behandeling ter zitting van het verzoekschrift van werknemer was vastgesteld voor 26 april 2017. De gemachtigde van werknemer heeft tegen dit tijdstip bezwaar gemaakt en daartoe aangevoerd dat hij blijkens door hem toegezonden verhinderdata van 22 april tot en met 9 mei 2017 verhinderd is. De gemachtigde van werknemer heeft daarbij verder meegedeeld dat hij overigens nog in afwachting is van een datum voor een voorlopig getuigenverhoor, dat eerst plaats zal moeten vinden alvorens volgens hem een inhoudelijke behandeling zinvol is. De kantonrechter meent echter dat ondanks herhaalde verzoeken de griffie de verhinderdata nooit heeft ontvangen en dat er tevens geen verzoekschrift voor een voorlopig getuigenverhoor is ingediend. De gemachtigde van werknemer heeft vervolgens op 24 april 2017 een aanvullend verzoekschrift ingediend, met het verzoek dat er eerst op dit verzoekschrift zal worden beslist. De kantonrechter kondigt echter aan dat de zitting van 26 april 2016 doorgang zal vinden en dat tevens voornoemd verzoekschrift op de zitting behandeld zal worden. De gemachtigde van werknemer heeft vervolgens op 25 april 2017 een wrakingsverzoek ingediend, gebaseerd op onder meer het gegeven dat werknemer zich niet van de gewenste rechtsbijstand kan voorzien, hetgeen volgens de gemachtigde van verzoeker schending oplevert van artikel 6 EVRM.

Oordeel Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient als uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat een rechter ten aanzien van een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Naar het oordeel van de wrakingskamer doet zich een dergelijke omstandigheid in het onderhavige geval niet voor. Anders dan de gemachtigde van verzoeker meent, bestaat geen grond voor de door hem voorgestane conclusie dat uit het niet bewilligen van de kantonrechter in het verdagen van de zitting volgt dat de kantonrechter het kennelijk niet noodzakelijk vindt dat verzoeker bij de behandeling van zijn verzoeken deskundige rechtsbijstand geniet. Dat dit niet verdagen van de zitting tot gevolg zou hebben gehad dat de gemachtigde van verzoeker niet bij die behandeling aanwezig kon zijn, liet onverlet de mogelijkheid van verzoeker zich door een andere rechtsbijstandsdeskundige te laten bijstaan. De gemachtigde is diverse malen om opgave van zijn verhinderdata verzocht. Tevens is hem de laatste maal meegedeeld dat bij gebreke daarvan de zitting zal worden gepland zonder daarbij rekening te kunnen houden met zijn verhinderdata. Niet aannemelijk is geworden dat de gemachtigde van verzoeker hierop wel zijn verhinderdata kenbaar heeft gemaakt. De kantonrechter treft dan ook geen enkel verwijt dat hij is overgegaan tot vaststelling van het door de gemachtigde bestreden behandeltijdstip. Daarnaast is het niet honoreren van het uitstelverzoek geheel in lijn met het procesreglement verzoekschriftprocedures rechtbanken, kantonzaken. Van een objectief gerechtvaardigde wrakingsgrond, of van een daartoe gewekte schijn, is dan ook niet gebleken. Dit betekent dat het wrakingsverzoek behoort te worden afgewezen. De gemachtigde heeft het middel van wraking misbruikt, waarin reden wordt gevonden om op de voet van artikel 39 lid 4 Rv te bepalen dat een volgend wrakingsverzoek in de zaak niet in behandeling zal worden genomen.