Naar boven ↑

Rechtspraak

CB Company B.V./werknemer
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 30 juni 2017
ECLI:NL:RBMNE:2017:3329

CB Company B.V./werknemer

Geen sprake van wanprestatie van een accountmanager die de arbeidsovereenkomst opzegt en als agent gaat werken bij een concurrent van zijn ex-werkgever nadat een transactie tussen deze werkgever en die concurrent over het aangaan van een agentuurovereenkomst niet is doorgegaan.

Feiten

Werknemer is op 1 maart 2014 als accountmanager in dienst getreden van CB Company, een groothandel in (onder)mode. Voorafgaand aan zijn indiensttreding bij CB Company was werknemer als commercieel manager werkzaam voor Magir Nederland B.V., de Nederlandse vestiging van de Italiaanse producent en leverancier van (onder)mode van het merk Alan Red. Van deze moedervennootschap is de heer A (indirect) de directeur-grootaandeelhouder. Op 21 april 2017 heeft een gesprek plaatsgevonden over het aangaan van een agentuurovereenkomst tussen Magir en CB Company, waarbij van de zijde van CB Company werknemer en B, de (indirect) directeur-grootaandeelhouder van CB Company, aanwezig waren. Nadat Magir een voorstel had gedaan, heeft werknemer in overleg met B aan Magir laten weten dat CB Company een tegenvoorstel zou doen. Het was B en werknemer bekend dat 15 mei 2017 de datum was waarop Magir een besluit over de kwestie wilde nemen. Op 17 mei 2017 heeft werknemer gesproken met C van Magir. Vervolgens heeft werknemer naar B gemaild: ‘Ze willen graag van jou reactie per mail. Ik laat de tactiek aan jou.’ Op 18 mei 2017 heeft Magir in de ochtend aan B en werknemer meegedeeld dat zij op 15 mei 2017 geen reactie hebben ontvangen op het voorstel van Magir en dat zij om die reden de onderhandelingen definitief stoppen. In de loop van 18 mei 2017 is werknemer telefonisch door C benaderd om op 25 mei 2017 (Hemelvaartsdag) in Italië te komen praten over een vorm van samenwerking. Op 31 mei 2017 heeft werknemer met Magir overeenstemming bereikt over een agentuurovereenkomst voor onbepaalde tijd met ingang van 1 juli 2017. CB Company vordert in kort geding dat werknemer wordt veroordeeld om met Magir geen agentuurovereenkomst aan te gaan. CB Company legt aan haar vordering ten grondslag dat werknemer zich niet als goed werknemer heeft gedragen en toerekenbaar tekort is geschoten in de naleving van het bepaalde in artikel 10 en 11 van de arbeidsovereenkomst, doordat hij – in plaats van zich tot het uiterste in te spannen voor de totstandkoming van een agentuurovereenkomst tussen CB Company en Magir – de vertrouwelijke informatie en contacten die hij als werknemer van CB Company heeft opgedaan, in werktijd, ten eigen bate heeft benut om zelf met Magir een agentuurovereenkomst aan te gaan.

Oordeel

Naar het oordeel van de voorzieningenrechter moet ervan uit worden gegaan dat werknemer pas op donderdag 18 mei 2017, na de e-mail van Magir die ochtend, door Magir is benaderd en is gepolst over de mogelijkheid om zelf agent voor Magir te worden, alsook dat hij daarop niet eerder al tegen C of A heeft gezinspeeld. CB Company stelt zich op het standpunt dat werknemer er ook onder deze omstandigheden, als goed werknemer, van had moeten afzien voor zijn eigen belangen op te komen. Hierin volgt de voorzieningenrechter CB Company evenmin. In dit kort geding is voldoende aannemelijk dat het op donderdagochtend 18 mei 2017 voor Magir ‘over en uit’ was. Na de e-mail van Magir in de ochtend van 18 mei 2017 stond het werknemer vrij om voor zijn eigen kansen te gaan op het moment dat hij later die dag door haar werd benaderd. CB Company heeft weliswaar gesteld dat hij daarbij gebruik heeft gemaakt van kennis en contacten die hij als werknemer in dienst van CB Company heeft opgedaan, maar zij heeft niet aangevoerd om welke kennis en contacten het dan zou gaan. Het contact tussen werknemer en A dateert van vóór 1 maart 2014. De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen sprake is van wanprestatie en wijst de vorderingen van CB Company af.