Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 19 juni 2017
ECLI:NL:RBROT:2017:4656
werknemer/werkgeefster
Feiten
Per 4 januari 1988 is werknemer in dienst bij (de rechtsvoorgangster van) werkgeefster, laatstelijk in de functie van directeur (met beperkte volmacht). Werkgeefster is een makelaar in transport van Frankrijk naar de Benelux. Op 18 april 2017 heeft werkgeefster een ontslagaanvraag voor werknemer ingediend bij het UWV. Werknemer is op non-actief gesteld. Hij verzoekt wedertewerkstelling.
Oordeel
In de eerste plaats heeft werkgeefster aangevoerd dat zij met de non-actiefstelling van werknemer haar bedrijfsgegevens en bedrijfsdebiet wenst te beschermen. Indien werknemer aan zou blijven als directeur, zou hij onherstelbare schade aan kunnen richten door bijvoorbeeld ladingen tegen niet-marktconforme prijzen aan te nemen of concurrentiegevoelige bedrijfsinformatie te kopiëren, aldus werkgeefster. Gesteld noch gebleken is echter dat er sprake is van een gerechtvaardigde vrees dat werknemer daartoe over zou gaan. Nog daargelaten dat werknemer gebonden is aan het tussen partijen overeengekomen geheimhoudings- en concurrentiebeding. Daarnaast heeft werkgeefster betoogd dat werknemer niet meer kan worden toegelaten tot zijn eigen functie, doordat de werkzaamheden van werknemer zijn overgenomen door X en (aankomende) transportmanagers en zijn functie van directeur is komen te vervallen. Dienaangaande wordt het volgende overwogen. Een werkgever die zijn werknemer de gelegenheid tot het verrichten van arbeid ontneemt op een grond waarvan de juistheid door de werknemer wordt betwist, zoals hier het geval, zal als goed werkgever er in beginsel rekening mee moeten houden dat deze werknemer niet alleen aanspraak zal kunnen maken op doorbetaling van loon maar ook op hervatting van zijn arbeid of eventueel andere passende arbeid. In beginsel zal daarom van de werkgever kunnen worden gevergd dat hij met het oog op een mogelijke gegrondheid van deze laatste aanspraak in zijn bedrijf de mogelijkheid van hervatting van de overeengekomen arbeid of van andere passende arbeid openhoudt (HR 12 mei 1989, ECLI:NL:PHR:1989:AC2497). Dit geldt te meer nu werknemer reeds één dag na de aanzegging bezwaar maakte tegen de vrijstelling van zijn werkzaamheden, zodat het voor werkgeefster terstond duidelijk was wat werknemer voor ogen stond. Het standpunt van werkgeefster dat terugkeer naar de werkvloer zou leiden tot een onwerkbare situatie, wordt evenmin gevolgd. Hoewel het te begrijpen is dat (de over en weer gewisselde correspondentie en processtukken in) de ontslagprocedure bij het UWV en de onderhavige procedure een negatieve impact hebben op de arbeidsrelatie tussen partijen, kunnen deze omstandigheden op zichzelf niet in de weg staan aan een wedertewerkstelling. Het voorgaande leidt tot het voorlopige oordeel dat werknemer zonder redelijke en voldoende zwaarwegende grond is vrijgesteld van zijn werkzaamheden. Daarmee heeft werkgeefster een niet gerechtvaardigd voorschot genomen op de uitkomst van de UWV-procedure. De gevorderde wedertewerkstelling wordt toegewezen.