Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/werkgeefster
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 3 juli 2017
ECLI:NL:GHARL:2017:5570

werkneemster/werkgeefster

Hof vernietigt beschikking van kantonrechter. Werkneemster heeft wel recht op transitievergoeding en had uit het samenstel van de ‘opzeggingsbrief’ van 21 oktober 2015 en het onvoorwaardelijke verzoek tot toestemming aan het UWV van 20/22 oktober 2015 redelijkerwijs niet hoeven begrijpen dat werkgeefster opzegging per 30 oktober 2015 heeft beoogd.

Feiten

Werkneemster is op 1 juni 2011 voor onbepaalde tijd in dienst getreden van werkgeefster. Eind oktober 2013 is werkneemster arbeidsongeschikt geraakt en dat is zij sindsdien gebleven. Werkgeefster heeft op 20 oktober 2015 een ‘Aanvraag ontslagvergunning bij langdurige arbeidsongeschiktheid’ ingevuld en ondertekend. Deze aanvraag is op 22 oktober 2015 door het UWV ontvangen en voor reactie doorgestuurd naar werkneemster. In het aanvraagformulier is vraag 3.4 (Is er een einddatum van de arbeidsovereenkomst?) niet ingevuld. Bij vraag 5.1 (Welke situatie is van toepassing?) is aangekruist dat geen van de opzegverboden van toepassing is. Werkneemster heeft een gemachtigde ingeschakeld die namens haar verweer heeft gevoerd. Bij e-mailbericht van 26 november 2015 heeft werkgeefster aan werkneemster meegedeeld dat het restant van de vakantie-uren wordt uitbetaald zodra de definitieve ontslagdatum bekend is’. Nadat op 8 juni 2016 het bezwaar ongegrond is verklaard, is bij beslissing van 15 juni 2016 toestemming verleend voor opzegging van de arbeidsovereenkomst. Werkgeefster heeft werkneemster bij brief van 30 juni 2016 onder meer meegedeeld: In vervolg op mijn eerdere schrijven, d.d. 21 oktober 2015, bevestig ik je hierbij dat je dienstverband met terugwerkende kracht en rekening houdende met 1 maand opzegtermijn zal eindigen per 29 november 2015. Het UWV heeft (…) de ontslagvergunning verleend (…).’Bij brief van 15 september 2016 heeft de gemachtigde van werkneemster in reactie op de brief van 30 juni 2016 geantwoord dat het UWV toestemming heeft gegeven voor opzegging van het dienstverband, maar dat een dienstverband niet met terugwerkende kracht kan worden beëindigd. Werkneemster heeft onder meer verzocht werkgeefster te veroordelen tot betaling van € 3434,40 bruto aan transitievergoeding.

Oordeel

Met grief I betoogt zij dat voor de vraag of het verzoekschrift tijdig was ingediend niet beslissend is op welk moment werkgeefster heeft opgezegd, maar op welk moment de arbeidsovereenkomst is geëindigd. De grief gaat, naar het oordeel van het hof, uit van een onjuiste lezing van de overweging van de kantonrechter waar deze opmerkt dat in dit geval van belang is of met de brief van 21 oktober 2015 dan wel met de brief van 30 juni 2016 is opgezegd. Daarmee is slechts aangegeven dat voor de kantonrechter de kernvraag was, met welke brief de arbeidsovereenkomst is opgezegd. Aan de hand daarvan dient te worden bepaald tegen welke datum is opgezegd zodat dan bepaald kan worden wanneer de vervaltermijn is verstreken. Deze grief kan dus niet tot vernietiging van de bestreden beschikking leiden. Grief II komt op tegen het oordeel van de kantonrechter dat de arbeidsovereenkomst met de brief van 21 oktober 2015 is opgezegd. Naar het oordeel van het hof heeft werkneemster uit het samenstel van de brief van 21 oktober 2015 en het onvoorwaardelijke verzoek aan het UWV van 20/22 oktober 2015 tot toestemming voor opzegging – welk verzoek, naar werkgeefster bekend was of had moeten zijn, op korte termijn zou worden doorgezonden naar werkneemster – redelijkerwijs niet hoeven te begrijpen dat werkgeefster heeft beoogd de arbeidsovereenkomst per 30 oktober 2015 (zonder toestemming van het UWV, zonder instemming van werkneemster en zonder inachtneming van de opzegtermijn) te beëindigen. De mededeling van werkgeefster van 21 oktober 2015 is daarom, in het licht van de UWV-procedure, niet aan te merken als een opzegging. De slotsom luidt dat de beschikking van de kantonrechter wordt vernietigd en dat werkgeefster alsnog wordt veroordeeld tot betaling van € 3434,40 bruto transitievergoeding, te vermeerderen met wettelijke rente over dat bedrag vanaf 29 december 2015.