Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Arnhem), 21 juli 2017
ECLI:NL:GHARL:2017:6907
werknemer/United Parcel Service Nederland B.V.
Feiten
Werknemer is op 1 mei 2002 in dienst van UPS getreden. UPS ontving verschillende klachten over het ontbreken van telefoons en andere zaken in pakketten. Onder meer uit camerabeelden blijkt dat werknemer in aanraking is geweest met de betreffende pakketten. Werknemer wordt op non-actief gesteld en na onderzoek om een reactie gevraagd. Werknemer heeft echter geen inhoudelijke reactie kunnen geven. Op 14 januari 2016 wordt werknemer op staande voet ontslagen. In eerste aanleg heeft de kantonrechter het verzoek van werknemer tot vernietiging van het ontslag op staande voet afgewezen en de door UPS verzochte gefixeerde schadevergoeding toegewezen. Werknemer is in hoger beroep gegaan en bij tussenbeschikking is werknemer toegelaten tot tegenbewijs tegen het vermoeden dat sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet.
Oordeel
Als tegenbewijs heeft werknemer een schriftelijke verklaring van collega 1 overgelegd en zichzelf en zijn voormalige collega 2 als getuigen voorgebracht. Collega 1 heeft op 27 maart 2017 verklaard dat hij zijn eerdere verklaringen onder zware druk van de collega's van security heeft afgelegd. Met alleen de verklaring van 27 maart 2017 wordt naar het oordeel van het hof onvoldoende afbreuk gedaan aan de eerder door UPS overgelegde, tamelijk gedetailleerde verklaringen waarvan de eerste ook door collega 1 is ondertekend. Naar het oordeel van het hof heeft collega 2 niets ter zake dienends verklaard. Werknemer zelf heeft onder ede verklaard dat hij op geen enkele wijze betrokken is geweest bij het ontvreemden van goederen. De gang van zaken bij het verhoor heeft werknemer als bedreigend ervaren, maar de door hem vervolgens ondertekende verklaring is correct. Het hof constateert dat de verklaring van werknemer afwijkt van standpunten die hij eerder heeft ingenomen. Zoals blijkt uit de volgens hem correcte schriftelijke verklaring die hij heeft ondertekend, kon hij niet uitleggen waarom hij het label van de doos had gehaald en had hij toen geen verklaring voor zijn handelwijze met dit pakket. Een jaar later, tijdens de mondelinge behandeling bij het hof, herinnerde hij zich dat hij van iemand het signaal kreeg dat er met dit pakket iets mis was. Hij wist niet meer wie dat geweest is. Nu, gehoord onder ede, weet werknemer zich te herinneren dat het een uitzendkracht was. Werknemer heeft voorts geen enkele plausibele reden verstrekt waarom dit pakket door zijn ondergeschikte ter controle opengemaakt moest worden. Daarmee heeft hij, naar het oordeel van het hof, niet het vermoeden ontzenuwd dat hij betrokken was bij het wegnemen van telefoons uit dat pakket. De conclusie van onder meer het voorgaande is dat werknemer er niet in is geslaagd tegenbewijs te leveren tegen de voorshands bewezen geachte dringende reden voor het hem gegeven ontslag op staande voet. UPS heeft bovendien in contra-enquête nog andere getuigen doen horen, die verbonden zijn aan haar security-afdeling. In de afgelegde verklaringen ziet het hof zijn vermoeden bevestigd. Het hof is van oordeel dat UPS met deze verklaringen, in samenhang met hetgeen reeds in de tussenbeschikking is overwogen, heeft bewezen dat werknemer betrokken is geweest bij het wegnemen van telefoons uit de bedoelde pakketten. Daarmee valt het doek voor de grieven die gericht zijn tegen de afwijzing van de transitievergoeding. Het hof zal de bestreden beschikking van de kantonrechter vernietigen voor wat betreft de hoogte van de gefixeerde schadevergoeding. De gefixeerde schadevergoeding wordt gebaseerd op de opzegtermijn die werknemer als schadeplichtige partij in acht had moeten nemen.