Rechtspraak
Rechtbank Oost-Brabant (Locatie Eindhoven), 28 juli 2017
ECLI:NL:RBOBR:2017:4304
werkneemster/Clercx Liebau Vastgoedmanagement B.V.
Feiten
Werkneemster is op 1 december 1992 in dienst getreden bij Clercx Liebau. Clercx Liebau heeft de arbeidsovereenkomst opgezegd tegen 1 oktober 2016 met toestemming van het UWV. Door Clercx Liebau is een transitievergoeding betaald aan werkneemster van € 1.893 bruto. Werkneemster verzoekt Clercx Liebau te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding van € 17.194,75 bruto. Aan dit verzoek legt werkneemster ten grondslag dat zij op grond van artikel 7:673 BW recht heeft op de volledige transitievergoeding. Weliswaar kent artikel 7:673d BW een overbruggingsregeling, maar deze regeling is in dit geval niet van toepassing. Clercx Liebau heeft immers geen toestemming gekregen van het UWV om de overbruggingsregeling toe te mogen passen.
Oordeel
Artikel 8 van de Regeling UWV Ontslagprocedure sluit niet uit dat een beroep op de overbruggingsregeling enkel kan worden gedaan bij het UWV. Derhalve heeft Clercx Liebau in deze procedure terecht alsnog een beroep op de overbruggingsregeling gedaan. Clercx Liebau heeft haar beroep op de overbruggingsregeling op grond van artikel 7:673d BW juncto artikel 24 Ontslagregeling bij wijze van verweer gevoerd en niet een (zelfstandig) (tegen)verzoek gedaan. Artikel 7:686a lid 4, aanhef en onder b, BW bepaalt dat de bevoegdheid om een verzoekschrift bij de kantonrechter in te dienen vervalt drie maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, indien het een verzoek op grond van artikel 673d betreft. In de memorie van toelichting (Kamerstukken II 2013/14, 33818, 3, p. 120-121) is vermeld dat voor verzoeken die verband houden met de transitievergoeding een termijn van drie maanden geldt. Gelet op deze expliciete verwijzing door de wetgever moet worden aangenomen dat de vervaltermijn van drie maanden nadat de arbeidsovereenkomst is geëindigd ook geldt voor de werkgever die bij wijze van verzoek een beroep wenst te doen op de overbruggingsregeling van artikel 7:673d BW. Voornoemde vervaltermijn van drie maanden dient door de kantonrechter ambtshalve te worden getoetst. Het verweerschrift in deze zaak is buiten de vervaltermijn van drie maanden ingekomen. In artikel 7:673d is niet met zoveel woorden neergelegd dat slechts bij verzoek(schrift) een beroep gedaan moet worden op de overbruggingsregeling van het BW. Waar het de bedoeling is geweest van de wetgever om de overbruggingsregeling evenals de transitievergoeding binnen beperkte termijn ter behandeling aan de rechter voor te leggen wordt daaraan voldaan als in verweer op de vaststelling tot transitievergoeding slechts een beroep gedaan wordt op de vaststelling van een lager bedrag daarvan. In die procedure is immers dezelfde kantonrechter bevoegd. Het zou er anders toe leiden dat een werkgever in alle gevallen, ook bij een voor hem gunstige beslissing van het UWV op grond van artikel 24 van de Ontslagregeling, tijdig een verzoek bij de kantonrechter zou moeten indienen (voor een geval waarin het UWV negatief besliste vgl. Gerechtshof 's-Hertogenbosch 2 maart 2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:857). Hij kan dan immers het risico niet lopen dat een werknemer (onverhoeds op het laatste moment) een verzoek tot transitievergoeding indient. Ook als verweer op het verzoek tot vergoeding van de transitievergoeding kan het beroep op de overbruggingsregeling dus worden behandeld. De kantonrechter oordeelt dat Clercx Liebau heeft voldaan aan de vereisten van artikel 24, tweede lid, van de Ontslagregeling die ingevolge artikel 673d BW van toepassing zijn. De kantonrechter wijst het verzoek af.