Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 15 augustus 2017
ECLI:NL:GHSHE:2017:3617
Staalvlechter/werknemer
Feiten
Werknemer is bij Staalvlechter in dienst geweest in de functie van betonstaalvlechter in de periode van augustus 2013 tot en met oktober 2014. In de onderhavige procedure vordert werknemer betaling van een, volgens hem, onbetaald gebleven gedeelte van € 2.892,37 van het nettoloon. Staalvlechter verweert zich in dit verband met de stelling dat het gevorderde loon contant is betaald. De kantonrechter oordeelde ten aanzien van dit verweer dat Staalvlechter te kennen heeft gegeven niet te beschikken over kwitanties en dat WhatsApp-berichten niet kunnen dienen tot bewijs dat er daadwerkelijk contante betalingen aan werknemer zijn gedaan. Staalvlechter heeft tegen voornoemd oordeel hoger beroep ingesteld.
Oordeel
Bewijslastverdeling ex artikel 150 Rv
Partijen twisten over de stelplicht en de bewijslast met betrekking tot de vraag of het bedrag van € 2.892,37 door Staalvlechter aan werknemer is betaald. Het hof overweegt, met inachtneming van artikel 150 Rv, daarover als volgt. Staalvlechter beroept zich op het rechtsgevolg van een door hem gesteld feit, namelijk dat hij het gehele nettoloon, waarvan de verschuldigdheid op zichzelf vaststaat, heeft betaald. Volgens de hoofdregel draagt hij dus de stelplicht én de bewijslast. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken waaraan de conclusie kan worden verbonden dat uit enige bijzondere regel of uit de eisen van redelijkheid of billijkheid een andere bewijslast voortvloeit.
Onvoldoende feitelijke onderbouwing ten aanzien van contante betaling
De stelling van Staalvlechter is dat hij het gedeelte van het nettoloon contant heeft betaald. Werknemer heeft dit betwist, zodat Staalvlechter de stelling voldoende dient te onderbouwen. In het kader van de onderbouwing heeft Staalvlechter een overzicht in het geding gebracht, waaruit op indirecte wijze kan worden afgeleid dat Staalvlechter meerdere contante betalingen heeft gedaan aan werknemer, die tezamen het gedeelte van het verschuldigde nettoloon vormen. Naar het oordeel van het hof roept dit overzicht echter meer vragen op dan het beantwoordt. Hierbij is van belang dat het overzicht niets vermeldt over de datum, de plaats en de persoon door wie de contante betalingen zouden zijn voldaan. Het hof concludeert dat aan het overzicht dan ook geen verdergaande betekenis mag worden toegekend dan die van een rekenexercitie, waarbij het gedeelte van het verschuldigde nettoloon simpelweg als contante betaling is opgevoerd. Daarnaast wordt opgemerkt dat van een werkgever als Staalvlechter een beter onderbouwing mag worden verwacht. Voorts heeft Staalvlechter transcripten van telefoongesprekken overgelegd, waarin werknemer kennelijk zou hebben erkend dat de gestelde contante betalingen hebben plaatsgevonden, maar uit deze transcripten blijkt zulks in het geheel niet. Het hof oordeelt derhalve dat ook deze transcripten niet als voldoende onderbouwing van de stelling dat het gedeelte van het nettoloon contant is betaald, kunnen worden beschouwd. De stelling wordt aldus door het hof als onvoldoende feitelijk onderbouwd verworpen.