Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Stichting Ondersteuning Tweede Kamerfractie PVV
Rechtbank Den Haag (Locatie Den Haag), 2 augustus 2017
ECLI:NL:RBDHA:2017:8725

werkneemster/Stichting Ondersteuning Tweede Kamerfractie PVV

Gesteld jarenlang structureel overwerk wordt gemotiveerd betwist en is door werkneemster niet nader onderbouwd. Geen grond voor het uitbetalen van 6018 overuren en schadevergoeding.

Feiten

Werkneemster is sinds 2011 bij de Stichting in dienst. In artikel 4.3 van de arbeidsovereenkomst is bepaald dat in het salaris een vergoeding voor eventueel overwerk inbegrepen is. Artikel 4.4 van de arbeidsovereenkomst bepaalt dat structureel overwerk zal worden vergoed op basis van het uurloon. Ten tijde van de indiensttreding van werkneemster gold geen piketregeling. In het Personeelshandboek uit november 2012 van de Stichting is een piketregeling opgenomen. Werkneemster heeft zich op 31 januari 2014 ziek gemeld. Na het volgen van een re-integratietraject was zij per 1 oktober 2014 volledig hersteld. Op 18 juni 2016 heeft werkneemster zich opnieuw ziek gemeld. Werkneemster vordert onder meer € 188.063 van de Stichting aan achterstallig salaris. Werkneemster legt aan deze vordering ten grondslag dat zij in de periode vanaf de datum van indiensttreding tot en met 17 juni 2016 structureel heeft overgewerkt doordat zij naast haar overeengekomen 40-urige werkweek piketdiensten heeft moeten draaien in de avonduren en in de weekeinden. Uitgaande van vier uur werk per consignatiedienst per dag vordert zij uitbetaling van 6018 overuren.

Oordeel

De Stichting heeft gemotiveerd betwist dat werkneemster 6018 overuren heeft gemaakt vanaf indiensttreding tot en met 17 juni 2016. Werkneemster heeft gedurende haar piketdiensten slechts sporadisch daadwerkelijk werkzaamheden moeten verrichten. De kantonrechter is van oordeel dat werkneemster haar stelling, in het licht van de gemotiveerde betwisting door de Stichting onvoldoende nader heeft onderbouwd. Werkneemster heeft alleen een door haarzelf opgesteld overzicht overgelegd over de periode van december 2015 tot en met mei 2016. De Stichting heeft de juistheid van dit overzicht gemotiveerd betwist en aan de hand van voorbeelden uit het overzicht betoogd dat werkneemster de tijd, die zij claimt te hebben besteed aan bepaalde activiteiten, overdrijft. Werkneemster heeft dit weersproken. Wat hier ook van zij, werkneemster heeft met het door haar overgelegde overzicht geenszins onderbouwd dat zij per piketdienst vier uur heeft overgewerkt en zij heeft ook geen concreet bewijs aangeboden van haar desbetreffende stellingen. Dat werkneemster daadwerkelijk structureel heeft overgewerkt in opdracht van of in ieder geval met (stilzwijgende) instemming van de Stichting in de door haar gestelde mate valt daardoor niet vast te stellen. Dat neemt niet weg dat werkneemster wel aannemelijk heeft gemaakt dat zij de afgelopen jaren tijdens piketdienst enig overwerk heeft verricht. Een vergoeding daarvoor is echter gelet op artikel 4.3 van de arbeidsovereenkomst reeds in haar maandsalaris inbegrepen. Dat de Stichting tot voor kort de arbeidstijden en de feitelijke werkzaamheden van werkneemster gedurende piketdiensten niet bijhield, leidt niet tot een andere conclusie.