Naar boven ↑

Rechtspraak

ASR Nederland B.V./X
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 14 maart 2017

ASR Nederland B.V./X

<p>Wijziging regeling hypotheekrentekorting. ASR is erin geslaagd te bewijzen dat zij een zwaarwichtig belang had bij de wijziging van de regeling van de hypotheekrentekorting.</p>

Feiten

Het hof heeft in het tussenarrest van 2 december 2014 ASR toegelaten te bewijzen dat zij een zwaarwichtig belang had bij de wijziging van de regeling van de hypotheekrentekorting, in het bijzonder: (1) dat de regeling van de hypotheekrentekorting sinds de splitsing van ASR en Fortis Bank in oktober 2008 tot een substantiële verzwaring van haar balanspositie heeft geleid, (2) dat de regeling hypotheekrentekorting sinds de splitsing van ASR en Fortis Bank in oktober 2008 tot een substantiële verzwaring van haar balanspositie heeft geleid, (3) dat met de wijziging van de regeling van de hypotheekrentekorting, waaronder begrepen de overgangsregeling, een substantiële kostenbesparing is doorgevoerd en (4) welke financiële gevolgen de wijziging van de regeling van de hypotheekrentekorting daaronder begrepen de overgangsregeling, op het bedrijfsresultaat van ASR heeft gehad.

Oordeel

ASR heeft voorafgaande aan de getuigenverhoren die op die data aan haar zijde zijn gehouden, schriftelijk bewijs in het geding gebracht. Zij heeft op 24 en 25 maart 2015 getuigen laten horen. X heeft ervan afgezien getuigen in een tegenverhoor te laten horen. In het getuigenverhoor aan de zijde van ASR zijn als getuigen gehoord A, Finance manager kosten en staven ASR, B, analist E Finance & Risk in dienst van ASR, C, Directeur accounting Reporter & Control ASR, D, tot en met 2014 Directeur P&O in dienst van ASR en E, Actuaris in dienst van ASR. Uit de hiervoor genoemde getuigenverklaringen is naar het oordeel van het hof voldoende komen vast te staan dat ASR met name vanwege de financiële crisis in 2008 en ontvlechting in 2008 van destijds Fortis Verzekeringen Nederland (thans ASR) van het Fortis-concern genoodzaakt was om ingrijpende financiële maatregelen te nemen teneinde het voortbestaan van haar onderneming te waarborgen. Twee van de getuigen hebben verklaard dat 2008 voor ASR een verlies liet zien van ongeveer 640 miljoen euro en dat een kostenbesparing van ongeveer 100 miljoen euro was vereist om het negatieve tij te keren. Een van de medewerkers heeft als getuige verklaard dat de wijziging van de regeling van de hypotheekrentekorting tot een eenmalige besparing heeft geleid van 3,9 miljoen euro en voorts tot een structurele besparing van ruim 1 miljoen euro per jaar. Ook een andere werknemer heeft als getuige verklaard dat de wijziging van de regeling een besparing per jaar van 1-1,5 miljoen euro oplevert. Bij het voorgaande acht het hof van belang dat ook de ondernemingsraad van ASR positief stond tegenover de wijziging van de hypotheekrentekorting. X heeft in zijn antwoordakte na enquête bij onderdelen van de door ASR gepresenteerde cijfers kanttekeningen geplaatst, dan wel deze cijfers deels betwist. De kern van het betoog van X in zijn antwoordakte na enquête komt erop neer dat in de periode 2008/2009 het water ASR nog niet zodanig aan de lippen stond dat er een zwaarwichtig belang was om de regeling van de hypotheekrentekorting te wijzigen. Op grond van de getuigenverklaringen en het door ASR overgelegde schriftelijk bewijs is het hof van oordeel dat ASR in 2008/2009 in dusdanig zwaar weer verkeerde dat ingrijpende kostenbesparingen noodzakelijk waren. Het feit dat de besparing op de kosten van de hypotheekrenteregeling in vergelijking met andere kostenbesparingen een klein deel van de totaal door ASR beoogde besparingen bedroeg, betekent niet dat de besparing op de kosten van de hypotheekrentekorting niet gerechtvaardigd was en evenmin dat op die grond een zwaarwichtig belang bij de wijziging van deze regeling ontbrak. Het hof is dan ook van oordeel dat ASR erin is geslaagd te bewijzen dat zij een zwaarwichtig belang had bij de wijziging van de regeling van de hypotheekrentekorting. Vervolgens dient beoordeeld te worden of ASR een zodanig zwaarwichtig belang heeft bij de wijziging van de regeling van de hypotheekrentekorting dat het belang van X dat door wijziging van de regeling zou worden geschaad, daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid behoort te wijken. Ter gelegenheid van de pleidooien bij het hof heeft werknemer geen inzicht gegeven in zijn belang. Ook indien het hof ervan zou uitgaan dat X enigszins zou worden geschaad door de wijziging van de regeling en er in zoverre enig belang aan zijn kant bestaat, is het hof daarom van oordeel dat dit belang naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken voor het belang van ASR. Het bestreden vonnis dient te worden vernietigd. De vorderingen van X zullen worden afgewezen.

  • Onderwerpen: Overige
  • Trefwoorden: wijzigen hypotheekrente, getuigenverhoor, redelijkheid en billijkheid, eenzijdige wijziging hypotheekrente, zwaarwegend belang, belangenafweging en individueel belang