Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgever
Rechtbank Gelderland (Locatie Arnhem), 3 februari 2016
ECLI:NL:RBGEL:2016:1625

werknemer/werkgever

Het aanvragen/aankondigen van een periode van vakantie door een arbeidsongeschikte werknemer brengt niet mee dat vakantiedagen mogen worden afgeboekt wegens instemming in de zin van de artikelen 7:637 en 7:638 BW.

Feiten

Werknemer is op 15 december 2005 in dienst getreden bij werkgever, laatstelijk in de functie van banketbakker voor 32 uren per week. Per 2 april 2014 is werknemer arbeidsongeschikt. Werknemer vraagt daarna aan werkgever vakantieverlof voor de periode van 4 tot 22 augustus 2014. Dit betreft 64 verlofuren. Werkgever stemt hier mondeling mee in. Op 1 september 2014 eindigt de arbeidsovereenkomst tussen partijen door opzegging. Op de eindafrekening brengt werkgever 64 verlofuren in mindering vanwege de vakantie van werknemer. Werknemer vordert een bedrag van € 1.125,57 bruto ter zake van opgebouwde maar niet genoten vakantiedagen.

Oordeel

Naar het oordeel van de kantonrechter volgt uit artikel 7:638 lid 8 BW dat werknemer heeft moeten instemmen met het aanmerken van de 64 uren in de periode 4 tot en met 22 augustus 2014 als vakantiedagen, alvorens deze te kunnen afboeken op het vakantiedagensaldo. Naar het oordeel van de kantonrechter blijkt deze instemming niet uit het enkele feit dat werknemer een aanvraag heeft gedaan om vakantieverlof op te nemen. Ook een arbeidsongeschikte werknemer behoort immers aan zijn werkgever te melden dat hij voornemens is vakantie op te nemen. Het zonder medeweten van de werkgever op vakantie gaan is in strijd met diverse verplichtingen die een werknemer jegens een werkgever heeft. Het aanvragen/aankondigen van een periode voor vakantie brengt niet mee dat vakantiedagen mogen worden afgeboekt wegens instemming in de zin van bedoelde artikelen. Nu de instemming van werknemer ontbreekt, zal voor het afboeken van vakantiedagen beoordeeld moeten worden of werknemer in de periode van 4 augustus 2014 tot en met 22 augustus 2014 daadwerkelijk ziek was. Indien dat het geval was, dan heeft hij die dagen niet kunnen gebruiken om te recupereren en heeft hij geen gebruik kunnen maken van zijn opgenomen vakantiedagen. Werknemer heeft in voornoemd kader een verklaring van de bedrijfsarts, gedateerd 29 juli 2014, overgelegd. In deze rapportage staat onder meer dat werknemer niet in staat is om zijn werkzaamheden te hervatten en dat nu prioriteit ligt bij het medisch herstel en het opstarten van de medische behandeling. Nu werkgever de juistheid van voornoemd advies verder niet heeft weersproken, acht de kantonrechter voldoende aannemelijk dat werknemer in ieder geval in de periode van 4 augustus tot en met 22 augustus 2014 ziek was. Voor zover werkgever betoogt dat in het kader van de Wet verbetering poortwachter de re-integratieverplichtingen van werknemer door het opnemen van vakantie met twee weken worden vertraagd, oordeelt de kantonrechter dat uit de rapportage van de bedrijfsarts voornoemd niet blijkt dat tot het moment van zijn vakantie sprake was van daadwerkelijk re-integreren dan wel van re-integratieverplichtingen. Immers voordat werknemer kon overgaan tot re-integratie moest er sprake zijn van medisch herstel en dat was, blijkens de rapportage van de bedrijfsarts, op dat moment niet aan de orde. Evenmin is gebleken dat werknemer gedurende zijn vakantie op enig moment moest gaan re-integreren en zich daarvoor ook beschikbaar en bereikbaar diende te houden. De recuperatiefunctie van vakantie gold derhalve niet als zodanig. Werkgever heeft naar het oordeel van de kantonrechter dan ook ten onrechte de 64 uren in de periode van 4 tot en met 22 augustus 2014 aangemerkt als vakantiedagen. Werknemer heeft recht op terugboeking van deze acht dagen.