Naar boven ↑

Rechtspraak

X/Grindacc B.V. c.s.
Hoge Raad, 15 september 2017
ECLI:NL:HR:2017:2388

X/Grindacc B.V. c.s.

Werkgeefster heeft op grond van goed werkgeverschap een waarschuwingsplicht ten aanzien van risico’s als gevolg van wijziging pensioenregeling. Vordering in vrijwaringszaak had door hof, vanwege beperking verweermogelijkheden doordat in hoofdzaak nog een schadestaatprocedure wordt gevoerd, niet direct mogen worden toegewezen.

Feiten

Werkgeefster drijft een accountants- en belastingadvieskantoor. In 1999 is werkgeefster overgegaan van een eindloonpensioenregeling op een beschikbarepremieregeling. Zij heeft haar werknemers om instemming met deze wijziging gevraagd. Drie werknemers (hierna: de werknemers) zijn in 1999 akkoord gegaan met de nieuwe pensioenregeling. Zij hebben daarbij tevens gekozen voor de overdracht van hun onder de eindloonpensioenregeling opgebouwde pensioenkapitaal (waardeoverdracht) naar de nieuwe pensioenregeling. De werknemers hebben werkgeefster aansprakelijk gesteld voor de door hen geleden schade als gevolg van de overstap naar de nieuwe pensioenregeling. Zij hebben daaraan ten grondslag gelegd dat werkgeefster onvoldoende, en deels onjuiste, informatie heeft verstrekt over de nieuwe regeling en de daaraan verbonden risico’s. De werknemers hebben werkgeefster in rechte betrokken. Zij hebben onder meer vergoeding van de door hen geleden pensioenschade gevorderd. Werkgeefster heeft X in vrijwaring opgeroepen. De kantonrechter heeft zowel in de hoofdzaak als in de vrijwaringszaak de vorderingen afgewezen. De werknemers hebben tegen het vonnis van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Het hof heeft werkgeefster toegestaan X wederom in vrijwaring op te roepen. Het heeft zowel in de hoofdzaak als in de vrijwaringszaak het vonnis van de kantonrechter vernietigd. In de hoofdzaak heeft het werkgeefster veroordeeld tot schadevergoeding op te maken bij staat, voor zover het gaat om schade geleden door de overdracht van het al opgebouwde pensioenkapitaal. Het tegen die beslissing gerichte cassatieberoep van werkgeefster heeft de Hoge Raad bij arrest van heden (ECLI:NL:HR:2017:2227) verworpen. In de vrijwaringszaak heeft het hof X veroordeeld tot betaling aan werkgeefster van het bedrag waartoe werkgeefster in de hoofdzaak zal worden veroordeeld. Het onderhavige cassatieberoep betreft die vrijwaringszaak. Onderdeel 3.1 betoogt – samengevat weergegeven – dat het hof heeft gehandeld in strijd met de eisen van een goede procesorde en met het beginsel van hoor en wederhoor, door in de vrijwaringszaak X te veroordelen tot betaling van het bedrag waartoe werkgeefster in de hoofdzaak zal worden veroordeeld, terwijl in de hoofdzaak nog een schadestaatprocedure gevoerd moet worden. X worden daardoor in hun verweermogelijkheden beperkt. De relevantie en het lot van hun verweren met betrekking tot de schadevergoeding kunnen immers mede afhangen van de uitkomst van de schadestaatprocedure in de hoofdzaak, aldus het onderdeel.

Oordeel

In het onderhavige geval was zowel in de hoofdzaak als in de vrijwaringszaak het debat over de (omvang van de) schadevergoeding nog niet ten volle gevoerd. Het hof heeft de hoofdzaak naar de schadestaatprocedure verwezen. Door de vordering in de vrijwaringszaak desondanks direct toe te wijzen, heeft het hof X de mogelijkheid ontnomen ten aanzien van de (omvang van de) schade die zij aan werkgeefster moet vergoeden verweren te voeren die specifiek haar verhouding tot werkgeefster betreffen. Dergelijke verweren kan zij immers niet in de schadestaatprocedure, die slechts de verhouding tussen de werknemers en werkgeefster betreft, aan de rechter voorleggen door voeging op de voet van artikel 217 Rv. De klacht van het onderdeel is dus terecht voorgesteld. De overige klachten van het middel kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.