Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgever
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 12 september 2017
ECLI:NL:GHSHE:2017:3993

werknemer/werkgever

Geen kennelijk onredelijk ontslag. Het gevoel van vernedering vanwege het verrichten van karweitjes met als gevolg het ontstaan van psychische klachten kan werkgever niet worden verweten.

Feiten

Werknemer is op 24 april 1984 bij werkgever in dienst getreden, laatstelijk werkzaam in de functie van zager/knipper. Op 19 januari 2011 is werknemer arbeidsongeschikt geraakt. Na 104 weken heeft het UWV geoordeeld dat werknemer voor 100% arbeidsongeschikt is en dat er een meer dan geringe kans op herstel aanwezig is. Bij brief van 3 april 2013 heeft werkgever met toestemming van het UWV de arbeidsovereenkomst met werknemer opgezegd per 1 augustus 2013. Werknemer vordert een schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen. Tegen dit vonnis komt werknemer in hoger beroep.

Oordeel

Het hof stelt bij de beoordeling voorop dat werknemer te kampen heeft (gehad) met psychische klachten en dat deze korte tijd nadat werknemer zich arbeidsongeschikt heeft gemeld, zijn ontstaan. De vraag die voorligt, is of werkgever met betrekking tot het ontstaan van deze klachten een verwijt kan worden gemaakt. De handelwijze die werknemer werkgever verwijt bestaat enerzijds uit het werknemer laten verrichten van werkzaamheden, zoals het schoonmaken van het plein, het verwijderen van onkruid en het schoonmaken van het zeil, en anderzijds uit het voeren van de gesprek(ken) over een mogelijke beëindiging van het dienstverband, waarbij op werknemer de nodige druk zou zijn uitgeoefend. Naar het oordeel van het hof zijn de aangeboden werkzaamheden, schoonmaakwerk en het werken met een hoogwerker, naar hun aard te kwalificeren als gangbare arbeid. Voorts staat vast dat het hier niet ging om passende arbeid in die zin dat werknemer verplicht was om dit werk uit te voeren. Werknemer kreeg het werk aangeboden, is het gaan verrichten en, op het moment dat hij aangaf dit niet meer te willen doen (of, zoals hij stelt, nadat zijn kinderen ingrepen) is dit werk hem niet als verplichting door werkgever opgedragen. Dat hij zich vernederd heeft gevoeld toen hij het werk verrichtte of weggepest heeft gevoeld met als gevolg het ontstaan van psychische klachten, is een omstandigheid die, mede gelet op hetgeen het hof in de vorige rechtsoverweging heeft vastgesteld, niet aan werkgever kan worden verweten. Het feit dat werkgever heeft getracht in (een) gesprek(ken) met werknemer tot een beëindiging van het dienstverband te komen en dat dit mede de psychische klachten tot gevolg heeft gehad, kan werkgever naar het oordeel van het hof evenmin worden aangerekend. Het hof oordeelt dat niet is gebleken dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die de opzegging van de arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk maken.