Rechtspraak
Rechtbank Noord-Nederland (Locatie Leeuwarden), 25 oktober 2017
ECLI:NL:RBNNE:2017:4048
werknemer/Triple E Works B.V.
Feiten
Werknemer is op 1 juli 2010 als algemeen medewerker in dienst getreden bij Tinga Research & Development B.V. (hierna: Tinga R&D). Per 1 september 2016 heeft Triple E Works de activa en het personeel van Tinga R&D overgenomen. Tinga R&D is vervolgens geliquideerd. Op 21 december 2016 heeft Triple E Works bij UWV een (onvolledige) aanvraag ingediend voor een ontslagvergunning voor werknemer op grond van bedrijfseconomische omstandigheden. Op 6 januari 2017 heeft Triple E Works de aanvraag gecompleteerd. Bij besluit van 25 januari 2017 heeft UWV Triple E Works toestemming verleend om de arbeidsovereenkomst met werknemer op te zeggen. Bij de beëindiging heeft Triple E Works aan werknemer een transitievergoeding betaald van € 1.955,02 bruto. Werknemer verzoekt, kort samengevat, het restant van de verschuldigde transitievergoeding. Werkgever meent als kleine werkgever een lagere transitievergoeding te zijn verschuldigd.
Oordeel
Beroep op overbruggingsregeling als verweer toegestaan?
Triple E Works heeft haar beroep op de overbruggingsregeling bij wege van verweer gevoerd. Dit verweer is buiten de vervaltermijn van artikel 7:686a lid 4 onderdeel b BW binnengekomen. De kantonrechter stelt vast dat in artikel 7:673d BW niet met zoveel woorden is neergelegd dat slechts bij verzoek(schrift) een beroep gedaan kan worden op de overbruggingsregeling. Dit artikel ziet op de situatie dat een verzoekschrift bij de kantonrechter wordt ingediend. Daaruit volgt naar het oordeel van de kantonrechter niet dat de werkgever uitsluitend bij wege van (tegen)verzoek een beroep op de overgangsregeling zou kunnen doen. Bovendien betreft een dergelijk verweer niet een verzoek tot toekenning van een transitievergoeding, maar (slechts) een discussie over de toepasselijkheid van een wettelijk vastgelegde berekeningsgrondslag. Daarop is geen vervaltermijn van toepassing. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat een werkgever zich, ook na de vervaltermijn, bij wege van verweer tegen een verzoek van een werknemer strekkende tot het verkrijgen van een (hogere) transitievergoeding, op de overbruggingsregeling kan beroepen. Werknemer heeft voorts aangevoerd dat Triple E Works niet beschikt over een oordeel van UWV over de toepasselijkheid van de Ontslagregeling, zoals bedoeld in artikel 8 van de Regeling UWV ontslagprocedure. De kantonrechter volgt werknemer hierin niet. Artikel 7:673d BW noch de Ontslagregeling bepaalt dat voor een beroep op de overbruggingsregeling een (voorafgaand) oordeel van UWV is vereist.
Is werkgever een kleine werkgever?
De kantonrechter stelt vast dat voor de berekening of de werkgever minder dan 25 werknemers in dienst heeft (en dus als een kleine werkgever kan worden aangemerkt) bepalend is de tweede helft van het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarin het verzoek om toestemming om de arbeidsovereenkomst op te zeggen bij het UWV wordt ingediend. In dit geval is door Triple E Works op 21 december 2016 een verzoek bij het UWV ingediend om de arbeidsovereenkomst met werknemer op te zeggen, maar dit betrof een nog onvolledig verzoek. Dit onvolledige verzoek heeft Triple E Works op 6 januari 2017 gecompleteerd. De kantonrechter is van oordeel dat de eerste indieningsdatum (21 december 2016) dient te worden beschouwd als de datum waarop het verzoek is ingediend. In deze zaak doet zich evenwel het geval voor dat Triple E Works pas op 31 augustus 2016 is opgericht. De kantonrechter stelt vast dat Tinga R&D qua activiteiten uit productieactiviteiten bestond en dat de aan die productieactiviteiten gelieerde handelsactiviteiten waren ondergebracht bij haar dochtervennootschap Triple E Meubilair. Verder staat vast dat de activa en het personeel van Tinga R&D per 1 september 2016 zijn overgenomen door Triple E Works en dat Tinga R&D vervolgens is geliquideerd. Ook staat vast dat de handelsactiviteiten van haar dochter Triple E Meubilair eerder al waren overgenomen door Triple E International en dat Triple E Meubilair failliet is gegaan. Gelet op deze feitelijke gang van zaken is naar het oordeel van de kantonrechter sprake geweest van een overgang van onderneming van Tinga R&D naar Triple E Works in de zin van artikel 7:662 e.v. BW. Dit impliceert evenwel nog niet dat de cijfers van de rechtsvoorgangster van Triple E Works (en daaraan gelieerde vennootschappen) in aanmerking genomen moeten worden bij de beoordeling van de vraag of Triple E Works heeft voldaan aan de verschillende voorwaarden voor de toepassing van de overbruggingsregeling. Het doel van de overbruggingsregeling is te voorkomen dat het verschuldigd zijn van de transitievergoeding voor kleine werkgevers ertoe leidt dat zij verder in de problemen komen als het financieel gezien slecht gaat. Dit brengt mee dat zowel voor wat betreft de omvang van het personeelsbestand als voor wat betreft de toetsing aan de voorwaarden genoemd in artikel 24 lid 2 van de Ontslagregeling enkel uitgegaan dient te worden van de cijfers van Triple E Works en dat de cijfers van de rechtsvoorgangster (en daaraan gelieerde vennootschappen) buiten beschouwing dienen te worden gelaten. Triple E Works heeft aangevoerd dat het gemiddeld aantal werknemers binnen de groep in de periode 1 september 2016 tot en met 31 december 2016 21,5 werknemers bedroeg en heeft gesteld dat zowel zijzelf als de groep in de periode 1 september 2016 tot en met 31 december 2016 een negatief bedrijfsresultaat heeft behaald. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Triple E Works aangetoond dat zowel zij, als de groep waaronder zij valt, aan de (drie) voorwaarden van artikel 24 lid 2 van de Ontslagregeling voldoet. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat Triple E Works aan alle voorwaarden voor toepassing van de overbruggingsregeling heeft voldaan, zodat haar een beroep op die regeling toekomt.