Rechtspraak
Rechtbank Oost-Brabant (Locatie Eindhoven), 4 december 2017
ECLI:NL:RBOBR:2017:6802
werkneemster/Ryanair Ltd
Feiten
Werkneemster heeft de Poolse nationaliteit en is in 2012 in dienst getreden bij Ryanair als cabinemedewerkster met als standplaats Stockholm. In 2014 is haar standplaats gewijzigd in Eindhoven. In de arbeidsovereenkomst is een (eenzijdig) wijzigingsbeding opgenomen op grond waarvan zij kan worden overgeplaatst naar een andere standplaats. Werkneemster heeft zich, na de geboorte van haar kind, definitief gevestigd in Eindhoven en op die grond geweigerd gevolg te geven aan de aanwijzing van Ryanair om haar standplaats per 1 juli 2017 naar Dublin te verplaatsen. Zij heeft tevens geweigerd te verschijnen op de door Ryanair georganiseerde hoorzittingen over de verplaatsing van de standplaats. Zij is vervolgens op staande voet ontslagen door Ryanair. Volgens werkneemster is dit ontslag, op grond van Nederlands arbeidsrecht, ten onrechte gegeven en heeft zij recht op een billijke vergoeding.
Oordeel
Bevoegdheid
Tussen partijen is niet in geschil dat zij een rechtsgeldige keuze hebben gemaakt voor de Ierse rechter. Dat sluit echter niet uit dat, gelet op artikel 23 Brussel I herschikt, de werknemer ook andere gerechten kan aanzoeken. Werkneemster doet een beroep op artikel 21 lid 1 onderdeel b onder i Brussel I herschikt. Dat beroep slaagt. Onder verwijzing naar jurisprudentie van het Hof van Justitie overweegt de kantonrechter dat de thuisbasis een belangrijke aanwijzing kan vormen voor het vaststellen van de plaats waar de werknemer gewoonlijk werkt. Zo was werkneemster geplaatst in Eindhoven. Daarnaast vingen op Eindhoven Airport haar diensten aan en keerde zij daar ook terug. Haar werkinstructies, waaronder de voorbereiding en debriefing, ontving zij in Eindhoven. Het is inderdaad zo dat dit slechts een klein deel van de gehele arbeidsduur betreft en dat voor het overige deel van de werkzaamheden, die in de lucht plaatsvonden, geen aanwijzingen kunnen worden gevonden, maar daar staat tegenover dat de jurisdictiebepalingen de belangen van de zwakkere partij beogen te beschermen. Een werknemer moet snel naar een rechter kunnen, zodat, nu daarmee nog niets gezegd is over het toe te passen recht, bij afweging van de belangen het kwantitatieve aspect een minder belangrijke rol moet worden toegedicht en de Nederlandse rechter bevoegd moet worden geacht (zie considerans 18 Brussel I). Meer in het bijzonder op grond van artikel 100 Rv de kantonrechter te Eindhoven.
Toepasselijk recht
Tussen partijen is niet in geschil dat zij in de arbeidsovereenkomst het Iers recht als toepasselijk recht zijn overeengekomen. Het opnemen van het eenzijdig wijzigingsbeding en het beroep dat daarop door Ryanair is gedaan, is niet in strijd met een Nederlandse dwingend rechtelijke bepaling. Op de uitzonderingsbepaling van artikel 8 lid 1 Rome I kan dan ook reeds hierom geen beroep worden gedaan. Hieruit volgt dat het gekozen Iers recht van toepassing is. Ter zitting is zijdens Ryanair onbetwist aangevoerd dat er naar Iers recht een terecht ontslag op staande voet is gegeven. De kantonrechter wijst het verzoek af.