Rechtspraak
CSU Personeel BV/werknemers
Feiten
Werknemers zijn tussen 1989 en begin 2010 in dienst getreden van (de rechtsvoorgangster van) het schoonmaakbedrijf Albatros B.V. (hierna: Albatros). Vanaf de aanvang van hun arbeidsovereenkomsten waren zij werkzaam bij het Crowne Plaza Hotel te Amsterdam (hierna: Crowne Plaza). Albatros is op 3 december 2012 in staat van faillissement verklaard. Op 6 december 2012 heeft de curator de arbeidsovereenkomsten met de medewerkers van Albatros opgezegd. Op 13 december 2012 heeft CSU Cleaning Services B.V. (hierna: CSU CS) met de curator in het faillissement van Albatros een overeenkomst gesloten waarbij CSU CS de door haar geselecteerde activa uit het faillissement van Albatros heeft gekocht. CSU CS en CSU zijn onderdeel van de CSU-groep die onder meer schoonmaakdiensten levert. Op 14 december 2012 heeft CSU een presentatie gehouden voor eventueel over te nemen medewerkers van Albatros. Daarbij heeft CSU uitdrukkelijk medegedeeld dat bij indiensttreding van de werknemers bij CSU de weekendtoeslag van artikel 18 CAO zou komen te vervallen. Artikel 18 CAO bevat een toeslagenregeling. Werknemers zijn met terugwerkende kracht tot 3 december 2012 in dienst getreden van CSU. Zij hebben hun werkzaamheden bij Crowne Plaza ongewijzigd voortgezet. Naar het oordeel van het hof was de situatie waarin CSU bij gelegenheid van het faillissement van Albatros de activa waaronder het contract met Crowne Plaza uit de boedel heeft verworven op één lijn te stellen met contractsoverneming als bedoeld in artikel 38 van de CAO. Artikel 38 lid 1 van de CAO bepaalt immers dat er sprake is van een contractwisseling 'als een werkgever een object verwerft door heraanbesteding, waaronder ook wordt verstaan een aanbesteding als gevolg van opzegging van het contract door het schoonmaak/glazenwassersbedrijf'. Om die reden zou CSU de toeslagen aan werknemers verschuldigd blijven.
Oordeel
De Hoge Raad oordeelt als volgt.
Uitleg artikel 38 CAO: contractswisseling via curator valt niet onder 'heraanbesteding'
Artikel 38 lid 1 CAO bepaalt dat sprake is van contractswisseling 'als een werkgever een object verwerft door een heraanbesteding. Onder heraanbesteding wordt ook verstaan een aanbesteding als gevolg van opzegging van het contract door het schoonmaak/glazenwassersbedrijf'. Lid 3 houdt onder meer in dat de werkgever die door contractswisseling een object verwerft, bij het aanbieden van een arbeidsovereenkomst aan werknemers die op het moment van de wisseling op het object werkzaam zijn, het voor de betrokken werknemers geldende cao-loon, alsmede andere opgebouwde rechten voor zover gebaseerd op de cao, dient te honoreren. De toeslagregeling van artikel 18 CAO betreft zo’n opgebouwd recht. Uit de tekst van artikel 38 CAO blijkt dat deze bepaling van toepassing is in geval van een heraanbesteding. In het begrip ‘heraanbesteding’ ligt besloten dat daarvan slechts sprake is indien deze plaatsvindt door dezelfde opdrachtgever als degene die het project waarom het gaat, eerder aanbesteedde. (Vgl. met betrekking tot de voorloper van art. 38 CAO: HR 8 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA3039, NJ 2007, 324, r.o. 3.5.2.) In het onderhavige geval heeft de biedingsprocedure naar de vaststelling van het hof in r.o. 3.6.2 echter plaatsgevonden op initiatief van de curator. De enkele omstandigheid dat dit volgens het hof is geschied 'met kennelijke instemming van Crowne Plaza' die daaraan 'geen verdere voorwaarden heeft verbonden', is onvoldoende om te kunnen spreken van een heraanbesteding (door Crowne Plaza) in de zin van artikel 38 CAO. De tekst van artikel 38 CAO, de strekking daarvan en de voor partijen kenbare toelichting daarbij bieden geen steun voor het andersluidende oordeel van het hof.
Aan de omstandigheid dat artikel 38 CAO ertoe strekt de betrokken werknemers te beschermen tegen de gevolgen van een heraanbesteding voor hun werkgelegenheid en arbeidsvoorwaarden (vgl. HR 18 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3634, r.o. 3.4.3) kan niet de gevolgtrekking worden verbonden dat een biedingsprocedure zoals deze volgens de vaststelling van het hof heeft plaatsgevonden, onder het toepassingsbereik van artikel 38 CAO valt, zonder dat daarvoor in de tekst van of toelichting bij artikel 38 CAO steun is te vinden.