Rechtspraak
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 12 februari 2018
ECLI:NL:RBAMS:2018:694
Transavia Airlines C.V./werknemer
Feiten
Werknemer is op 7 mei 2016 op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in dienst getreden bij Transavia Airlines C.V. (hierna: Transavia) in de functie van piloot. Op 16 maart 2016 vond in Loosdrecht als gevolg van een straatrace een ernstig ongeval plaats, waarbij zowel werknemer als de vader van werknemer betrokken was. Het ongeval heeft veel media-aandacht gekregen omdat een negentienjarig slachtoffer hierbij om het leven is gekomen, nadat haar auto vol in de flank werd geraakt door de Porsche waarin de vader van werknemer reed. Werknemer reed op dat moment in een andere auto achter zijn vader. Naar aanleiding van de persberichten heeft Transavia werknemer uitgenodigd voor een gesprek. Tijdens dit gesprek heeft werknemer verklaard dat hij voorgaand aan het ongeval niet met extreem hoge snelheid heeft gereden en dat hij niet dicht achter zijn vader heeft gereden. Op 7 mei 2016 is werknemer een aanvullende opleiding bij Transavia gaan volgen, welke hij met goed resultaat heeft afgerond. Aansluitend zijn partijen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd overeengekomen. Op 17 november 2016 is werknemer veroordeeld voor het tezamen met zijn vader veroorzaken van gevaar op de weg. Als gevolg van deze veroordeling heeft Transavia werknemer op non-actief gesteld. Transavia verzoekt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst met werknemer te ontbinden; primair op de e-grond en subsidiair op de h-grond. In dit verband heeft Transavia aangevoerd dat uit de uitkomst van het strafrechtelijke vonnis kan worden afgeleid dat werknemer (1) geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn gedragingen en (2) Transavia onjuist heeft voorgelicht over zijn gedragingen.
Oordeel
De kantonrechter stelt voorop dat strafrechtelijke gedragingen in beginsel uitsluitend via het strafrecht worden afgedaan, maar dat zulks anders kan zijn indien sprake is van een duidelijke relatie tussen die gedragingen en het werk. Hierbij kan het gaan om feiten die weliswaar volledig in de privésfeer zijn gepleegd, maar tegelijkertijd onverenigbaar zijn met de aard van die functie die een werknemer bekleedt. Ten aanzien van het antwoord op de vraag of een dergelijke situatie zich in het onderhavige geval voordoet, oordeelt de kantonrechter als volgt.
De inhoud van het strafrechtelijke vonnis
De strafrechter heeft geoordeeld dat werknemer en zijn vader (zeer) dicht achter elkaar reden en daarbij onvoldoende hebben gelet op het overige verkeer, terwijl werknemer op 130 meter voor het ongeval reed met een snelheid tussen de 138 en 153 kilometer. Daarnaast oordeelde de strafrechter dat werknemer door het blijven ontkennen van het met extreem hoge snelheid te rijden en het zelfs betitelen van de verklaringen van getuigen als leugens, tegen de achtergrond van een stortvloed aan bewijs van deze snelheid, zijn verantwoordelijkheid niet onder ogen lijkt te willen zien. Naar het oordeel van de kantonrechter bestaat er een zekere relatie tussen deze ernstige verwijten en de werkzaamheden van werknemer als piloot. Een piloot dient immers veiligheidsvoorschriften in acht te nemen en is verantwoordelijk voor de veiligheid van anderen. Desondanks wordt geoordeeld dat het eenmalig begaan van extreem gevaarzettend gedrag in het verkeer onvoldoende grond vormt voor het oordeel dat sprake is van onverenigbaarheid met de functie van piloot. Hoewel de kantonrechter begrijpt dat Transavia moeite heeft met de weinig berouwvolle houding van werknemer en het feit dat hij daarin geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn aandeel, wordt geoordeeld dat deze onbehoorlijke proceshouding van werknemer evenmin ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt.
Overige omstandigheden
Naar het oordeel van de kantonrechter wordt ontbinding van de arbeidsovereenkomst evenmin gerechtvaardigd door de overige omstandigheden van het geval. Hierbij is het volgende van betekenis. Allereerst is van belang dat partijen in oktober 2016 een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd hebben gesloten. Werknemer was op dat moment reeds als verdachte in de strafzaak door de politie gehoord. Desondanks is Transavia overgegaan tot het sluiten van een arbeidsovereenkomst. Hierdoor is bij werknemer in ieder geval het vertrouwen gewekt dat een eventuele strafrechtelijke veroordeling geen gevolgen zou hebben voor zijn werk als piloot. Ten tweede heeft Transavia in de mogelijk andersluidende lezing van het ongeval geen aanleiding gezien om nader onderzoek in te stellen naar mogelijke veiligheidsrisico’s die verbonden zouden kunnen zijn aan de inzet van werknemer als piloot. Ten slotte heeft Transavia zich voor het vaststaan van de verweten gedragingen beroepen op de inhoud van het strafvonnis, terwijl werknemer de in het vonnis bewezen verklaarde gedragingen betwist en hiertegen hoger beroep heeft ingesteld. De kantonrechter ziet dan ook geen reden om vooruitlopend op het strafvonnis in hoger beroep de arbeidsovereenkomst te ontbinden. De ontbindingsverzoeken worden derhalve afgewezen.