Naar boven ↑

Rechtspraak

Plano Plastics B.V./werknemer

In dit specifieke geval kon van werkgeefster worden verlangd dat zij werknemer schriftelijk in kennis had gesteld van disfunctioneren. Verstoorde arbeidsrelatie. Recht op contractuele beëindigingsvergoeding. Artikel 81 Wet RO.

Feiten

Werknemer is met ingang van 1 november 2014 in dienst op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in de functie van allround accountmanager. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden wegens disfunctioneren. In hoger beroep heeft het hof geoordeeld dat Plano niet heeft voldaan aan haar plicht tot – in genoemde omstandigheden schriftelijke – inkennisstelling als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 aanhef en sub d BW. Het hof is van oordeel dat een redelijke grond ontbreekt, maar een ontbinding van de arbeidsovereenkomst uiteindelijk onvermijdelijk was en heeft aan werknemer een billijke vergoeding toegekend van € 35.000 bruto. Plano stelt in cassatie een drietal thema’s aan de orde. In de eerste plaats betoogt Plano dat het hof in het kader van het beroep op de d-grond (art. 7:669 lid 3 sub d BW) ten onrechte heeft geoordeeld dat zij werknemer schriftelijk in kennis had moeten stellen van zijn disfunctioneren. In de tweede plaats heeft het hof volgens Plano ten onrechte beslist dat geen sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 onder g BW. Ten slotte heeft het hof volgens Plano ten onrechte geoordeeld dat werknemer aanspraak kan maken op een contractuele beëindigingsvergoeding.

Conclusie A-G Hartlief

Onderdeel 1

Het hof heeft het wettelijk systeem niet miskend en ook anderszins geen blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting en zijn oordeel, dat in de gegeven specifieke omstandigheden van het geval van Plano kon worden verlangd dat zij meer deed dan werknemer mondeling aanspreken, kan wat mij betreft een begrijpelijkheidstoets doorstaan. Het hof heeft daartoe naar een groot aantal omstandigheden verwezen, waaronder de omstandigheid dat de (door Plano gestelde) mondelinge waarschuwingen geen effect leken te sorteren.

Onderdeel 2

De motivering van het hof dat uit de stellingen van Plano niet blijkt dat zij ook maar iets heeft ondernomen om de problemen tussen de twee werknemers op te lossen, kan een begrijpelijkheidstoets doorstaan. Uit de toelichting van Plano op de klacht komt niet naar voren of Plano werkelijk aan een oplossing heeft gewerkt en waaruit deze dan zou bestaan en evenmin of zij eventuele andere inspanningen heeft gedaan.

Onderdeel 3

Bij de stand van zaken waarvan het hof moest uitgaan – het beroep van Plano op de d-grond en dat op de g-grond waren beide niet succesvol – is de uitkomst waartoe het hof op het punt van de contractuele beëindigingsvergoeding is gekomen, alleszins begrijpelijk. Van een aan werknemer te wijten beëindiging is helemaal geen sprake, zodat werknemer recht heeft op de contractuele beëindigingsvergoeding. De conclusie strekt tot verwerping van het principale cassatieberoep.

Oordeel Hoge Raad

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81 lid 1 Wet RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.