Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 21 december 2018
ECLI:NL:RBROT:2018:10863
werknemer/Stichting IJsselland Ziekenhuis c.s.
Feiten
Werknemer is op 1 juli 1982 in dienst getreden bij (de rechtsvoorganger van) het Havenziekenhuis in de functie van radiologisch laborant op de afdeling radiologie. Deze afdeling is met ingang van 1 januari 2018 overgegaan naar het IJssellandziekenhuis. Sindsdien is werknemer in dienst van het IJssellandziekenhuis. Werknemer kampt sinds zijn 25e jaar met een sociale-angststoornis, als gevolg waarvan hij zich beperkt kan concentreren, beperkt kan omgaan met drukte en sociale contacten. Deze angststoornis heeft gedurende het werkzame leven van werknemer meermalen geleid tot (langdurig) verzuim. Op 20 juli 2016 is aan werknemer op diens verzoek werktijdvermindering toegekend. Voorafgaand aan die datum werkte werknemer de facto geen 32 uur per week, maar steeds naar zijn mogelijkheden. Werknemer heeft voor de uren die hij minder is gaan werken flexpensioen toegekend gekregen. Sinds 18 juli 2016 staat werknemer als ziek geregistreerd. Sinds 26 april 2017 is werknemer volledig arbeidsongeschikt. Tussen partijen is thans in geschil of het Havenziekenhuis ten aanzien van het verzoek tot urenvermindering in juli 2016 een onderzoeks- en/of informatieplicht had en of de eventuele schending daarvan een toerekenbare tekortkoming oplevert als gevolg waarvan het Havenziekenhuis en het IJssellandziekenhuis de door werknemer als gevolg van die tekortkoming geleden schade, dienen te vergoeden.
Oordeel
De kantonrechter stelt voorop dat er geen algemene verplichting is voor een werkgever om, indien een werknemer verzoekt om een voor hem financieel nadelige wijziging van een arbeidsvoorwaarde, aanvullende informatie te verstrekken dan wel om te onderzoeken of de werknemer op de hoogte is van de consequenties van zijn keuze. Wel dienen werkgever en werknemer zich jegens elkaar als goed werkgever/werknemer te gedragen. De kantonrechter overweegt dat een verzoek tot urenvermindering het logische gevolg heeft dat er maandelijks minder salaris wordt betaald, een consequentie die de gemiddelde werknemer kan overzien. Zo ook werknemer. Dat er tevens minder pensioen wordt opgebouwd, zal werknemer ook hebben (kunnen) voorzien, gelet op zijn aanvraag van het flexpensioen. Waar de schoen in dit geval voor het Havenziekenhuis wringt, is dat werknemer op het moment dat hij de urenvermindering verzocht, in feite reeds gedeeltelijk arbeidsongeschikt was. In ieder geval was hij dat op 18 juli 2016, twee dagen vóór de bevestiging van de urenvermindering en ruim voor het ingaan van de urenvermindering op 1 september 2016. Waar het Havenziekenhuis zich als goed werkgever van had moeten vergewissen, gelet op de gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid van werknemer in juli 2016, in combinatie met het ziekteverloop van werknemer in de daaraan voorafgaande 25 jaar, is of hij zich bewust was van de alternatieve, financieel aanzienlijk voordeligere optie, namelijk zich (gedeeltelijk) ziekmelden. In dat geval zou werknemer salaris hebben ontvangen over een dienstverband van 32 uur, zou hij over 32 uur per week pensioen hebben opgebouwd, zou het flexpensioen zijn omgezet in ouderdomspensioen en zou een eventuele WIA-uitkering worden gebaseerd op een arbeidsomvang van 32 uur per week. Dat deze mogelijkheid is besproken met werknemer is gesteld noch gebleken. Dit leidt tot de conclusie dat het Havenziekenhuis zich niet als goed werkgever in de zin van artikel 7:611 BW heeft gedragen. Het Havenziekenhuis en het IJssellandziekenhuis – als opvolgend werkgever – zijn hoofdelijk aansprakelijk. Zij worden veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 50.000.