Rechtspraak
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 20 maart 2019
ECLI:NL:RBLIM:2019:2585
BCL Betoncentrale B.V./werknemer
Feiten
Werknemer is sinds 1 juni 2018 krachtens een arbeidsovereenkomst fulltime in dienst van BCL Betoncentrale B.V. (hierna: ‘BCL’) in de functie van betonmixer tegen een brutosalaris van € 3.400 per maand exclusief vakantiebijslag. Werknemer is sinds 1970 ‘bekend met’ (lijdt aan) een autisme spectrum syndroom waarna hij in 2010 is gediagnosticeerd met het syndroom van Asperger. Tijdens de toenadering en werving door BCL en ook daarna heeft werknemer daar geen melding van gemaakt bij BCL. De organisatie van BCL bestaat uit drie personen, te weten de heer X (directeur), de heer Y (betontechnoloog) en werknemer. Op 25 oktober 2018 heeft X een gesprek met werknemer gehad waarin een aantal verbeterpunten door X aan de orde zijn gesteld ter zake van de kwaliteit van het door werknemer geleverde werk tot dusverre. De door X vervaardigde gespreksnotitie noemt acht van dergelijke punten. Werknemer werd erop gewezen dat hij zijn functie beter en sneller zou moeten vervullen. Rond 7 december 2018 heeft X namens BCL werknemer een vaststellingsovereenkomst voorgelegd om te komen tot een beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden. Werknemer heeft daarop bij e-mail van 14 december gereageerd en BCL geïnformeerd dat hij niet zal instemmen met een vaststellingsovereenkomst. Per e-mail van 19 december jl. heeft werknemer zich ziek gemeld. BCL verzoekt om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden, primair op grond van de ongeschiktheid van de werknemer en subsidiair op grond van een verstoorde arbeidsverhouding.
Ontbinding wegens verstoorde arbeidsverhouding
Werknemer heeft meer dan eens productiefouten gemaakt. Dat op zichzelf maakt hem nog niet althans niet zonder meer ongeschikt tot het verrichten van de bedongen arbeid. Het blijkt niet dat BCL werknemer eerder dan op 25 oktober 2018 heeft aangesproken op de kwaliteit van zijn werk, waarna zij rond 7 december 2018 kennelijk reeds besloten heeft om een einde te gaan maken aan de arbeidsovereenkomst door werknemer een vaststellingsovereenkomst voor te leggen. Van een concreet verbeterplan met te behalen doelen en tussentijdse evaluaties is in het geheel niet gebleken. Op die wijze is de primaire grondslag onvoldoende onderbouwd gebleven. De subsidiaire grondslag slaagt wel. Er is sprake van een ‘mismatch’ tussen partijen althans tussen de persoonskenmerken en competenties van werknemer enerzijds, en de (specifieke) vereisten van de functie bij BCL anderzijds. De kans op een verdere vruchtbare samenwerking tussen partijen wordt nihil geacht door de kantonrechter, omdat de onderlinge verstandhouding daarvoor te zeer beschadigd is. Sterker nog, de kantonrechter verwacht dat het vooruitzicht van re-integratie bij deze werkgever juist averechts zal werken op het herstel van werknemer. De arbeidsovereenkomst tussen partijen zal wegens een verstoorde arbeidsverhouding worden ontbonden per 1 mei 2019. Werknemer komt een billijke vergoeding toe. BCL heeft werknemer zelf actief benaderd om bij haar in dienst te treden en zij heeft vervolgens, nadat zij werknemer voor het eerst op 25 oktober 2018 (althans kenbaar voor het eerst) op zijn functioneren heeft aangesproken, reeds enkele weken daarna en zonder enig kenbaar en toetsbaar verbetertraject getracht die overeenkomst te beëindigen. Daarmee heeft BCL ernstig verwijtbaar gehandeld jegens haar werknemer. Mede gelet op voorgaande omstandigheden, alsmede gelet op de duur van de arbeidsovereenkomst, de omvang van het loon, de leeftijd van werknemer en de overige omstandigheden zoals door de Hoge Raad in zijn ‘New Hairstyle’-beschikking van 30 juni 2017 genoemd, wordt een billijke vergoeding van € 15.000 op zijn plaats geacht.