Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Zaanstad), 10 april 2019
ECLI:NL:RBNHO:2019:3250
werknemer/Stichting Katholiek Onderwijs Volendam
Feiten
SKOV is een scholengemeenschap voor voortgezet onderwijs en negen basisscholen in Volendam Werknemer is op 1 april 2005 bij SKOV in dienst getreden in de functie van Hoofd ICT, met een salaris van € 5.403 per maand. Werknemer heeft naast zijn dienstverband met SKOV ook een eigen onderneming, die onder meer actief is als leverancier van software en hardware. Op 15 januari 2019 heeft SKOV aan werknemer meegedeeld dat hij op staande voet is ontslagen, omdat werknemer tijdens werkdagen en werktijden waarop hij voor SKOV werkzaam is, herhaaldelijk werkzaamheden voor (andere) opdrachtgevers c.q. bedrijven of instellingen heeft verricht die geen enkel verband houden met zijn functie bij SKOV. Werknemer verzoekt onder meer vernietiging van het ontslag op staande voet en betaling van € 30.000 aan immateriële schade. SKOV heeft een (voorwaardelijk) verzoek ingediend om de arbeidsovereenkomst te ontbinden vanwege verwijtbaar handelen dan wel vanwege een verstoorde arbeidsverhouding of andere omstandigheden die zodanig zijn dat van SKOV redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
Oordeel
Ontslag op staande voet
De kantonrechter neemt als vaststaand aan dat werknemer meerdere malen tijdens kantoortijden ICT-werkzaamheden heeft verricht voor klanten van zijn onderneming en die werkzaamheden heeft verricht in zijn hoedanigheid van zelfstandig ondernemer en niet als werknemer van SKOV. In de arbeidsovereenkomst en in de toepasselijke cao is geen verbod op nevenwerkzaamheden opgenomen. De kantonrechter moet gelet op de verklaringen van persoon X en persoon Y vaststellen dat werknemer vanaf de aanvang van het dienstverband en nadien toestemming had voor zijn nevenwerkzaamheden. Hieruit volgt ook dat het werknemer niet verboden was om die werkzaamheden voor zijn onderneming bij gelegenheid tijdens kantoortijden te doen, omdat werknemer zijn werk voor SKOV naar eigen inzicht mocht verrichten en indelen, waardoor hij soms tijdens kantoortijden geen werkzaamheden voor SKOV hoefde te verrichten. De toestemming van persoon X en persoon Y, die vanaf het begin van het dienstverband tot 6 oktober 2018 leidinggevenden waren, en hun wetenschap van die nevenwerkzaamheden, moet aan SKOV worden toegerekend. De kantonrechter komt tot de conclusie dat werknemer steeds met toestemming en medeweten van SKOV nevenwerkzaamheden heeft verricht, dat SKOV ermee bekend was en ermee instemde dat werknemer soms tijdens kantoortijden geen werkzaamheden voor SKOV verrichtte, en dat er daarom ook van moet worden uitgegaan dat het werknemer niet verboden was die nevenwerkzaamheden incidenteel te verrichten tijdens kantoortijden. Dat betekent dat werknemer zijn plichten uit de arbeidsovereenkomst niet heeft veronachtzaamd door het verrichten van nevenwerkzaamheden voor zijn onderneming, ook niet waar dat incidenteel tijdens kantoortijden gebeurde, en dat zich dus geen dringende reden heeft voorgedaan voor een ontslag op staande voet. Het ontslag op staande voet zal worden vernietigd.
Immateriële schadevergoeding
De vordering om SKOV te veroordelen tot betaling van € 30.000 aan immateriële schadevergoeding berust op de stelling dat SKOV in strijd heeft gehandeld met goed werkgeverschap en een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van werknemer, met name door het onrechtmatig inschakelen en het onrechtmatige onderzoek van Hoffmann Bedrijfsrecherche en door de onjuiste berichtgeving dat werknemer uit zijn functie is ontheven. Het bericht van SKOV aan alle personeelsleden dat werknemer uit zijn functie is ontheven, is niet onrechtmatig. Dat betekent dat de door werknemer gestelde aanspraak op een immateriële schadevergoeding alleen kan berusten op de inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer door het onrechtmatige onderzoek van Hoffmann en de schending daardoor van een fundamenteel recht. Echter, de enkele schending van een fundamenteel recht kan niet leiden tot toekenning van immateriële schadevergoeding wegens een aantasting in de persoon. Verder heeft werknemer onvoldoende concrete gegevens aangevoerd waaruit het bestaan van enig geestelijk letsel naar objectieve maatstaven kan worden vastgesteld. De gevorderde immateriële schadevergoeding moet daarom worden afgewezen.
Het (voorwaardelijke) ontbindingsverzoek
Naar de kantonrechter begrijpt, legt SKOV aan haar verzoek ten grondslag dezelfde feiten en omstandigheden als die welke ten grondslag zijn gelegd aan het ontslag op staande voet. Zoals hiervoor al is geoordeeld, is het verrichten van die werkzaamheden geen plichtsverzuim van werknemer en gebeurde dit met instemming en medeweten van SKOV. Daaruit volgt dat deze omstandigheden geen verwijtbaar gedrag van werknemer en geen verstoorde arbeidsverhouding kunnen opleveren. SKOV heeft verder aangevoerd dat werknemer haar financieel heeft benadeeld, doordat hij heeft bewerkstelligd dat SKOV bij iemand anders computers tegen een te hoge prijs heeft gekocht. Ook dit verwijt kan geen ontbinding rechtvaardigen. Ook de overige stellingen van SKOV leiden niet tot de conclusie dat de arbeidsovereenkomst dient te worden ontbonden. SKOV heeft daarnaast verzocht om de arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens andere omstandigheden die zodanig zijn dat van haar redelijkerwijs niet gevergd kan worden die overeenkomst te laten voortduren. Deze grond voor ontbinding, de zogenoemde h-grond, is echter niet bedoeld voor het ‘repareren’ van een ontslag waarvoor – wegens een gebrek aan een voldoende onderbouwing – geen redelijke grond bestaat. SKOV heeft ter onderbouwing van het verzoek om ontbinding op de h-grond geen andere feiten en omstandigheden naar voren gebracht dan die welke hiervoor al zijn besproken in het kader van het gestelde verwijtbare gedrag en de verstoorde arbeidsverhouding.