Rechtspraak
Rechtbank Gelderland (Locatie Arnhem), 28 augustus 2019
ECLI:NL:RBGEL:2019:3823
Stichting FCB Dienstverlenen in Arbeidsmarktvraagstukken/Kinderopvangcentrum de Speelboerderij B.V.
Feiten
Kinderopvangcentrum de Speelboerderij B.V. (hierna: ‘het Kinderopvangcentrum’) biedt diensten aan die vallen onder de Wet Kinderopvang. Bepalingen uit het Fonds Collectieve Belangen Sociaal Werk, Jeugdzorg en Kinderopvang (hierna: ‘CAO FCB’) zijn sinds de oprichting van FCB in 1992 tijdens verschillende periodes algemeen verbindend verklaard. De uitvoering van (het doel van) de CAO FCB is, zo luidt artikel 4 lid 1 CAO FCB, opgedragen aan de stichting FCB Dienstverlenen in Arbeidsmarktvraagstukken (hierna: ‘FCB’). FCB vordert dat de kantonrechter het Kinderopvangcentrum veroordeelt om aan FCB onder meer te voldoen een bedrag aan openstaande facturen over de jaren 2012 t/m 2017 van € 4.051,36.
Oordeel
Het Kinderopvangcentrum heeft als verweer gevoerd dat de CAO FCB onrechtmatig is en daarom nietig en dus niet algemeen verbindend mocht worden verklaard. Volgens het Kinderopvangcentrum voldoet de CAO FCB niet aan de voorwaarden die worden gesteld in de Wet CAO en de Wet AVV. Nu in artikel 3 CAO FCB als doelen van de CAO FCB een optimale werking van de arbeidsmarkt, goede arbeidsverhoudingen en omstandigheden, een goede uitvoering en een optimaal functioneren van arbeidsvoorwaarden en een optimale werking van de Wet op de Ondernemingsraden zijn omschreven, kan het Kinderopvangcentrum niet worden gevolgd in zijn verweer dat geen sprake is van een cao. Daarbij komt dat naast de branchevereniging Kinderopvang FNV Zorg en CNV Collectief bij de totstandkoming van de CAO FCB zijn betrokken, waarvan aangenomen kan worden dat zij de belangen van werknemers en hun arbeidsvoorwaarden dienen. Met betrekking tot het algemeen verbindend verklaren van cao-bepalingen geldt dat het Kinderopvangcentrum onvoldoende (met stukken) heeft onderbouwd dat niet zou zijn voldaan aan het meerderheidsvereiste. Geconcludeerd kan dan ook worden dat de CAO FCB niet onrechtmatig of nietig is, en dat niet gebleken is dat de CAO FCB niet algemeen verbindend mocht worden verklaard. Het Kinderopvangcentrum stelt zich voorts op het standpunt dat het betalen van de jaarlijkse bijdrage zoals vermeld in de CAO FCB een belemmerende maatregel is die in strijd is met het vrij verkeer van diensten, zoals bedoeld in de Dienstenrichtlijn en de Dienstenwet. Artikel 16 lid 3 van die richtlijn bepaalt dat het een lidstaat niet wordt verhinderd om in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht zijn voorschriften inzake arbeidsvoorwaarden toe te passen, waaronder die welke zijn neergelegd in cao’s. Nu het hier gaat om het betalen van een bijdrage door de werkgever ten behoeve van het bevorderen van een optimale werking van de arbeidsvoorwaarden in de kinderopvang, welke verplichting voortvloeit uit de CAO FCB, is de Dienstenrichtlijn en daarmee de Dienstenwet in casu niet van toepassing. Het Kinderopvangcentrum is, in tegenstelling tot hetgeen zij betoogt, ook gebonden aan de CAO FCB. De CAO FCB is algemeen verbindend verklaard. Nu het Kinderopvangcentrum heeft erkend dat zij diensten aanbiedt die vallen onder de Wet Kinderopvang, kunnen de werkzaamheden daarmee worden geschaard onder de CAO FCB, zo volgt uit artikel 1.1.3 van de CAO FCB. Het Kinderopvangcentrum is dus gebonden aan de CAO FCB. De vorderingen van de FCB zijn niet verjaard, omdat deze op tijd gestuit zijn. Vastgesteld kan worden dat het Kinderopvangcentrum op grond van artikel 7 CAO FCB gehouden is om jaarlijks een bijdrage te voldoen aan FCB. Het Kinderopvangcentrum voert nog aan dat de gevraagde gegevens (loonsomgegevens) om de bijdrage vast te stellen onderwerp zijn van de Wet Bescherming Bedrijfsgeheimen (WBB) en de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). De kantonrechter overweegt dat loonsomgegevens niet geschaard kunnen worden onder bedrijfsgeheimen waarop de WBB doelt. Het Kinderopvangcentrum heeft onvoldoende gesteld (en in het geheel niet onderbouwd) dat FCB bij de uitoefening van haar bevoegdheden bepalingen van de AVG overtreedt, dan wel anderszins onzorgvuldig met de verkregen informatie omgaat, zodat ook dit verweer geen doel treft. Dan is vervolgens de vraag of de hoogte van de gevorderde bedragen juist is. Het Kinderopvangcentrum betwist dat. Vastgesteld kan worden dat de berekening van FCB niet veel verschilt van die van het Kinderopvangcentrum. Het verschil tussen de totaalbedragen is iets meer dan 10%, welk percentage FCB mag hanteren als opslag. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de gevorderde bedragen toewijsbaar zijn, nu het Kinderopvangcentrum heeft nagelaten tijdig de loonsomgegevens te verstrekken. Dit betekent dat de hoofdsom zoals FCB die heeft gevorderd toewijsbaar is.