Naar boven ↑

Rechtspraak

Dräger/werknemer
Hoge Raad, 13 maart 2020
ECLI:NL:HR:2020:418
Rechter kan werkgever veroordelen loon te betalen vanaf datum herstelplicht, ongeacht of werkgever arbeidsovereenkomst reeds heeft hersteld.

Feiten

Werknemer is op 22 juli 1991 in dienst getreden bij Dräger als magazijnbeheerder/bediende. De regeling alcohol- en drugsbeleid van de werkgever houdt onder meer in dat werknemers voor aanvang en tijdens het werk niet onder invloed van alcohol mogen verkeren. In 2015 heeft de werknemer een waarschuwing gekregen omdat hij onder invloed van alcohol op zijn werk was verschenen. Toen hij op 17 maart 2016 weer onder invloed op zijn werk verscheen, is hij die dag op staande voet ontslagen.  De kantonrechter oordeelde dat sprake was van een geldig ontslag op staande voet. Het hof heeft die beslissing bekrachtigd. De Hoge Raad heeft de beschikking vernietigd (AR 2018-0411) omdat de mondelinge behandeling ten overstaan van een raadsheer had plaatsgevonden. Ten overvloede merkte de Hoge Raad op dat de transitievergoeding bij ontslag op staande voet niet automatisch komt te vervallen, omdat uit de vaststelling dat sprake is van een dringende reden niet ook volgt dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen. Het verwijzingshof (Den Bosch) oordeelde dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was en veroordeelde de werkgever tot herstel van de arbeidsovereenkomst per 17 maart 2016. De verzochte veroordeling tot betaling van loon werd afgewezen, omdat dit pas mogelijk zou zijn nadat de werkgever de arbeidsovereenkomst had hersteld. Tegen dit oordeel grieft werknemer in incidenteel appel.

Oordeel

De Hoge Raad oordeelt als volgt.

Rechter kan loonvordering bij herstelveroordeling met terugwerkende kracht toewijzen

Op grond van artikel 7:683 lid 3 BW kan de rechter, indien hij in hoger beroep of na cassatie en verwijzing oordeelt dat een verzoek van de werkgever om ontbinding van de arbeidsovereenkomst ten onrechte is toegewezen of dat een verzoek van de werknemer om vernietiging van een opzegging of om herstel van de arbeidsovereenkomst ten onrechte is afgewezen, de werkgever veroordelen de arbeidsovereenkomst te herstellen of aan de werknemer een billijke vergoeding toekennen. Op grond van artikel 7:683 lid 4 BW in verbinding met artikel 7:682 lid 6 BW bepaalt de rechter in een dergelijk geval op welk tijdstip de arbeidsovereenkomst wordt hersteld en treft hij voorzieningen omtrent de rechtsgevolgen van de onderbreking van de arbeidsovereenkomst. Indien de rechter ervoor kiest om niet zelf de arbeidsovereenkomst te herstellen, maar om de werkgever te veroordelen tot herstel van de arbeidsovereenkomst, kan hij, indien de werknemer daarom verzoekt, in dezelfde uitspraak de werkgever veroordelen tot betaling van het na herstel verschuldigde loon (alsmede tot betaling van vakantietoeslag, overige toeslagen en emolumenten, de wettelijke verhoging en wettelijke rente) vanaf de datum met ingang waarvan de arbeidsovereenkomst moet worden hersteld.