Rechtspraak
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 28 april 2020
ECLI:NL:GHDHA:2020:872
Feiten
Het Havenbedrijf is een niet-beursgenoteerde naamloze vennootschap met twee aandeelhouders, te weten de Gemeente Rotterdam en de Staat. Het Havenbedrijf heeft als statutair doel de bevordering van een effectieve, veilige en efficiënte afhandeling van het scheepvaartverkeer en het zorgdragen voor nautische en maritieme veiligheid alsmede het optreden als bevoegde havenautoriteit in het Rotterdamse havengebied. Werknemers (hierna: de schippers) zijn in dienst van het Havenbedrijf en werkzaam bij de Divisie Havenmeester (hierna: DHMR). Verschillende schippers zijn vennoot van de Schippers Centrale Rotterdam uit hoofde waarvan zij werkzaam zijn ten behoeve van de Watertaxi van Rotterdam. Sommige schippers verrichten al circa 25 jaar werkzaamheden ten behoeve van de Watertaxi. Uit een opgave van de schippers zelf volgt dat de omvang van de nevenwerkzaamheden ten behoeve van de Watertaxi varieert van 350 tot 600/700 uur per Schipper per jaar. De verdiensten die de Schippers met de werkzaamheden ten behoeve van de Watertaxi genereren, komen hun toe. Op de arbeidsovereenkomsten van de schippers met het Havenbedrijf is de Cao van het Havenbedrijf van toepassing (hierna: de cao). Op de arbeidsovereenkomst van de Schippers met het Havenbedrijf is tevens de Bedrijfscode Havenbedrijf Rotterdam (hierna: de bedrijfscode) van toepassing. In zowel de cao als de bedrijfscode is een bepaling opgenomen ten aanzien van nevenwerkzaamheden. Aan alle schippers is bij brief van 13 november 2008 schriftelijk toestemming verleend voor hun nevenwerkzaamheden. In maart/april 2017 zijn de schippers er door hun teamleider op gewezen dat de nevenwerkzaamheden die zij ten behoeve van de Watertaxi verrichten vanaf 1 januari 2018 niet langer zijn toegestaan. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het Havenbedrijf gerechtigd is de verleende toestemming tot het verrichten van nevenwerkzaamheden voor de Watertaxi in te trekken, echter niet eerder dan per 1 december 2019. Tegen het oordeel van de kantonrechter hebben beide partijen grieven gericht.
Oordeel
Het hof is van oordeel dat de gegeven toestemming aan de schippers om nevenwerkzaamheden te verrichten ten behoeve van de Watertaxi een arbeidsvoorwaarde is. Gelet op de tekst van de verschillende regelingen die in relatie tot elkaar staan en de brief van 13 november 2008, is sprake van een zeker voorwaardelijk karakter van de verleende toestemming in die zin dat het Havenbedrijf zich het recht heeft voorbehouden om de toestemming in te trekken bij gewijzigde omstandigheden. Deze regelingen dienen in onderlinge samenhang te worden gelezen en hebben gelet op de inhoud daarvan te gelden als een eenzijdig wijzigingsbeding. De vraag of het Havenbedrijf gerechtigd is om de verleende toestemming in te trekken dient hierdoor te worden beantwoord aan de hand van het toetsingskader van artikel 7:613 BW inzake het eenzijdig wijzigingsbeding. Tegen de achtergrond van dit toetsingskader is het hof van oordeel dat het Havenbedrijf gerechtigd is om de toestemming voor de nevenwerkzaamheden op de Watertaxi in te trekken. Het hof is van oordeel dat het Havenbedrijf de argumenten voldoende heeft onderbouwd met de overgelegde producties, waaronder de verklaringen van de Havenmeester, het Hoofd Afdeling Verkeersafhandeling, het Hoofd Afdeling Inspectie en het Hoofd Afdeling Patrouillevaartuigen. Ook de gemeente Rotterdam heeft bij brief van 12 februari 2018 verklaard het onwenselijk te vinden dat toezichthouders van de afdeling Patrouillevaartuigen, VTS-operators van de afdeling Verkeersafhandeling en medewerkers bij het Haven Coördinatie Centrum nevenwerkzaamheden uitoefenen bij de Watertaxi Rotterdam. Dit zijn drie afdelingen van de Divisie Havenmeester, op welke afdelingen een deel van de schippers werkzaam is. Het hof is van oordeel dat de kantonrechter ook met juistheid heeft overwogen dat in de loop der jaren sprake is (geweest) van een intensivering van de publiekrechtelijke handhavings- en toezichtstaken van de Divisie Havenmeester. De groei van het personenvervoer in de Rotterdamse haven en de intensivering van de handhavings- en toezichtstaken brengen mee dat er meer controles moeten plaatsvinden op het water. Dit betekent dat de kans groter is geworden (en verder toeneemt) dat een van de medewerkers van de Divisie Havenmeester een collega moet controleren, die op dat moment als nevenactiviteit op een Watertaxi vaart, zoals de schippers zelf ook erkennen. Het enerzijds werkzaam zijn bij de Divisie Havenmeester, belast met publiekrechtelijke toezichts- en handhavingstaken binnen de Rotterdamse haven, en anderzijds bij wijze van nevenwerkzaamheid arbeid verrichten bij een bedrijf dat door dezelfde Divisie Havenmeester moet worden gecontroleerd en gehandhaafd, doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van het Havenbedrijf als toezichthouder. Een dergelijke dubbelrol is in het huidige tijdsgewricht bij een organisatie met een publieke taak onacceptabel. Dat de schippers niet door het Havenbedrijf zijn aangesproken op niet-integer handelen, al dan niet tijdens functioneringsgesprekken, en er nooit sprake is geweest van incidenten waarvan de schippers concrete verwijten kunnen worden gemaakt, kan niet leiden tot een ander oordeel. Het gaat immers ook om de schijn van belangenverstrengeling en de indruk die de dubbelrol die de schippers vervullen, wekt bij de buitenwereld. Hierbij komt nog dat het Havenbedrijf in de brief van 13 november 2008 expliciet heeft aangegeven dat verandering in de omstandigheden rondom de nevenwerkzaamheden ertoe kunnen leiden dat de huidige nevenwerkzaamheid (lees: het varen op de Watertaxi) toch leidt tot het raken of schaden van de belangen van het Havenbedrijf, waarbij onder meer gedacht kan worden aan onoorbare belangenverstrengeling, botsing van belangen en schade aan het aanzien van de eigen functie. De schippers moesten erop bedacht zijn dat de gegeven toestemming kon wijzigen als gevolg van een veranderde maatschappelijke opvatting over integer handelen. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de in 2008 nog uitdrukkelijk schriftelijk verleende toestemming om de nevenwerkzaamheden op de Watertaxi te verrichten niet verhindert dat die toestemming thans wordt ingetrokken.