Rechtspraak
Feiten
Werknemer is op 1 februari 2006 bij X en op 1 maart 2009 bij werkgeefster in dienst getreden. Op 31 juli 2018 is werknemer met onmiddellijke ingang op non-actief gesteld. Bij die gelegenheid heeft Z tevens een uitnodiging voor een buitengewone aandeelhoudersvergadering aan werknemer overhandigd, met als agendapunt het vennootschapsrechtelijke ontslag van werknemer als statutair bestuurder. Tevens werd daarbij aangegeven dat sprake was van arbeidsrechtelijke opzeggingsgronden. Tussen (de advocaten van) partijen is na 31 juli 2018 veelvuldig gecorrespondeerd. Op 31 juli 2018 heeft Z aan de stafleden van werkgeefster medegedeeld dat afscheid was genomen van werknemer en dat daarvoor goede redenen bestonden. Tevens heeft hij op diezelfde dag aan de directeuren van de andere Holding-bedrijven binnen Nederland medegedeeld dat werknemer Holding had verlaten en dat zijn definitieve opvolger Y zou zijn. Tevens werd daarbij aangegeven dat die informatie per direct vrijgegeven kon worden. De buitengewone aandeelhoudersvergadering heeft uiteindelijk op 30 augustus 2018 plaatsgevonden. Bij die gelegenheid heeft werknemer geen raadgevende stem uitgebracht, als bedoeld in artikel 2:227 lid 7 BW. Bij besluit buiten vergadering van 30 augustus 2018 werd werknemer met onmiddellijke ingang ontslagen uit zijn functie van statutair bestuurder met gelijktijdige opzegging van de arbeidsovereenkomst ingaande 1 november 2018. Werknemer verzoekt vernietiging van het ontslagbesluit, en loondoorbetaling.
Oordeel
Werknemer heeft een zogenoemde ‘dubbele rechtspositie’. Hij is zowel statutair bestuurder als werknemer. Voor zijn rechtspositie als bestuurder zijn de regels van het vennootschapsrecht van belang, voor de rechtspositie als werknemer de regels van het arbeidsrecht. De vraag die de rechtbank eerst zal moeten beantwoorden is of het vennootschapsrechtelijke besluit rechtsgeldig is genomen of niet. Mocht dat niet het geval zijn, dan komt de vraag aan de orde wat daarvan dan het gevolg is voor het arbeidsrechtelijke ontslagbesluit. De rechtbank oordeelt dat niet is komen vast te staan dat zodanige stukken aan werknemer zijn onthouden dat hij niet in staat zou zijn gesteld om een gefundeerd advies uit te brengen. Ten aanzien van het verweer dat het besluit al was genomen door werkgeefster oordeelt de rechtbank dat werknemer voor een ‘fait accompli’ is geplaatst en dat zijn advies, als hij dat had uitgebracht, geen enkele invloed zou hebben gehad op de beslissing van de aandeelhouders. Die beslissing stond voor het uitbrengen van dat advies immers al onherroepelijk vast. Daarmee staat ook vast dat het vennootschapsrechtelijk ontslagbesluit is genomen in strijd met een wettelijke bepaling zodat dit besluit vernietigbaar is op grond van artikel 2:15 lid 1 sub a BW.
Loonvordering
In de 15 april-arresten is uitgemaakt dat een vennootschapsrechtelijk ontslag(besluit) in beginsel ook de beëindiging van de arbeidsovereenkomst van de bestuurder tot gevolg heeft. Dat betekent vervolgens echter ook dat als het vennootschapsrechtelijke besluit ‘sneuvelt’, de arbeidsrechtelijke opzegging het zelfde lot is beschoren en dus de arbeidsovereenkomst in stand is gebleven. Het arbeidsrechtelijke dienstverband is dan ook blijven voortbestaan en de loonvordering wordt toegewezen.
Schade door onrechtmatige op non-actiefstelling
Werknemer heeft niet onderbouwd dat de op non-actiefstelling onrechtmatig zou zijn geweest. Het enkele feit dat achteraf een ontslagbesluit om formele redenen wordt vernietigd, brengt niet automatisch met zich mee dat de op non-actiefstelling onrechtmatig was.