Rechtspraak
Rechtbank Den Haag (Locatie Den Haag), 11 februari 2021
ECLI:NL:RBDHA:2021:1028
Feiten
De vakbond stelt zich, blijkens haar statuten, ten doel de belangen te behartigen van werknemers en is in dit kader onder andere bevoegd tot het aangaan van sociale plannen en collectieve overeenkomsten, waaronder expliciet begrepen cao’s. De vakbond heeft op 16 januari 2020 een petitie aangeboden aan TUI en bij brief van 14 februari 2020 heeft de vakbond TUI laten weten dat zij graag zo spoedig mogelijk wil vernemen dat zij door TUI wordt erkend als vakbond en dat TUI op korte termijn met de vakbond in onderhandeling wil gaan. In een reactie gaf TUI aan niet met externe partijen in overleg te willen treden. Partijen hebben nadien nog diverse malen gecorrespondeerd, zonder overeenstemming te bereiken. Op 8 juni 2020 heeft de vakbond een ‘Ledentalverklaring 2020’ voorgelegd aan een accountant. In december 2020 is met de OR van TUI een arbeidsvoorwaardenregeling (AVR) gesloten. In deze procedure vordert de vakbond een verklaring voor recht dat TUI onrechtmatig handelt jegens de vakbond, door haar buiten te sluiten als gespreks- en onderhandelingspartner en TUI te veroordelen om de vakbond te erkennen en aanvaarden als gespreks- en onderhandelingspartner.
Oordeel
Onder omstandigheden heeft een vakbond het recht om te worden toegelaten tot de onderhandelingen over een nieuwe cao, zo volgt uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad. De onderhavige zaak wijkt hier echter van af, nu er ten aanzien van het cabinepersoneel van TUI in het geheel geen vakbond bij enig overleg is betrokken. De vakbond stelt dat sprake is van een representativiteit van 60%. TUI heeft onweersproken aangevoerd dat het aantal medewerkers dat onder het cabinepersoneel valt, mede gelet op de huidige coronacrisis, significant is gedaald. Enige concrete (absolute) onderbouwing hiervoor is door de vakbond niet overgelegd, zodat de kantonrechter het aantal vakbondleden onder het cabinepersoneel niet kan vaststellen. De kantonrechter is van oordeel dat aan de petitie geen conclusies dan wel gevolgen kunnen worden verbonden. Er kan immers niet worden vastgesteld of deze petitie enkel is ondertekend door het cabinepersoneel, of ook door derden (niet zijnde het cabinepersoneel). Voor het overige heeft de vakbond geen concrete feiten en omstandigheden gesteld ter onderbouwing van haar standpunt dat zij de door haar gestelde achterban (het cabinepersoneel van TUI) achter zich heeft. In deze procedure is dan ook niet komen vast te staan dat de vakbond een groot deel van het cabinepersoneel vertegenwoordigt. Los daarvan (en ten overvloede) overweegt de kantonrechter dat ook indien de vakbond er wel in was geslaagd te onderbouwen dat zij een groot deel van het cabinepersoneel vertegenwoordigt, dit niet zonder meer tot toewijzing van de vordering(en) zou hebben geleid. Weliswaar stelt de vakbond zich terecht op het standpunt dat zij recht heeft op collectief onderhandelen, als onderdeel van het recht op vrijheid van vakvereniging, maar daartegenover staat de vrijheid van ondernemerschap en contractsvrijheid en het door TUI aangevoerde belang om haar huidige medezeggenschapsstructuur te handhaven. Conclusie uit het voorgaande is dat de vakbond onvoldoende heeft onderbouwd waarom het belang van de vakbond om toe te worden gelaten tot (nog niet bestaande) cao-onderhandelingen zwaarder zou moeten wegen dan het belang van TUI bij een ongewijzigde voortzetting van de huidige medezeggenschapsstructuur, waarbinnen TUI overlegt dan wel onderhandelt met de OR, de OC Cabine en de VCBC. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zullen de vorderingen van de vakbond worden afgewezen.