Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 8 juni 2021
ECLI:NL:RBROT:2021:5349
Feiten
Werkneemster en StatEmpire hebben in december 2020 overleg met elkaar gevoerd over een mogelijke indiensttreding van werkneemster. Op 5 januari 2021 heeft X aan werkneemster aangeboden om bij StatEmpire in dienst te treden. Werkneemster is hiermee akkoord gegaan. Werkneemster heeft op diezelfde dag ontslag op staande voet genomen bij haar toenmalige werkgever, waar zij werkte op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Op 6 januari 2021 is werkneemster op basis van een mondelinge arbeidsovereenkomst in dienst getreden bij StatEmpire. Op 25 januari en 25 februari 2021 is van de bankrekening van StatEmpire een bedrag van € 4.250 overgeschreven naar werkneemster, onder de vermelding van respectievelijk ‘salaris januari 2021’ en ‘salaris februari 2021’. Op 19 februari 2021 laat StatEmpire weten de arbeidsovereenkomst aan werkneemster toe te sturen voor twee maanden bij StatEmpire en vanaf 1 maart 2021 bij Arazov Legal. Op 25 februari 2021 heeft StatEmpire aan werkneemster een arbeidsovereenkomst voor een duur van drie maanden aangeboden. StatEmpire meldt die dag per Whatsapp: “Ik heb je gemaild ivm je arbeidsrelatie. Ik wil morgen uitsluitsel, en anders beroep ik me op je proeftermijn.” Werkneemster heeft daarop laten weten dat zij hier niet mee instemt, omdat zij mondeling een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zijn overeengekomen. StatEmpire reageert daarop: “Oké dan stoppen we hier abla. Vaste aanstelling gaat het niet worden. (…) Vandaag was je laatste werkdag.” Op 5 maart 2021 heeft StatEmpire een ondertekende arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, met een proeftijd van twee maanden, naar werkneemster gezonden. Onder deze arbeidsovereenkomst staan twee handtekeningen, één namens StatEmpire en één namens werkneemster. Op 11 maart 2021 heeft werkneemster aangifte gedaan van valsheid in geschriften, omdat zij betwist dat zij de door StatEmpire toegezonden arbeidsovereenkomst heeft getekend. Werkneemster verzoekt StatEmpire te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding van € 145.932,87, een gefixeerde schadevergoeding en een transitievergoeding.
Oordeel
De kantonrechter overweegt met betrekking tot de proeftijd dat StatEmpire tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard dat de arbeidsovereenkomst niet de afspraken tussen partijen weergeeft en dat de proeftijd tussen partijen dus niet is vastgelegd. Daarmee verbindt StatEmpire, naast werkneemster, ook geen rechtskracht aan de arbeidsovereenkomst. Daarom staat vast dat de proeftijd tussen partijen niet schriftelijk is overeengekomen, zodat sprake is van een nietig proeftijdbeding, zodat de arbeidsovereenkomst niet kon worden opgezegd. Omdat StatEmpire de arbeidsovereenkomst op 25 februari 2021 heeft opgezegd, is dat in strijd met artikel 7:671 BW. Dat betekent dat werkneemster recht heeft op een billijke vergoeding. De kantonrechter overweegt dat hij niet kan beoordelen hoe lang de arbeidsovereenkomst zou hebben voortgeduurd omdat beide partijen daarvoor onvoldoende hebben onderbouwd. Desalniettemin staat vast dat werkneemster door de onrechtmatige opzegging van de ene op de andere dag ‘op straat is komen staan’. Daarmee heeft StatEmpire onrechtmatig gehandeld. De kantonrechter oordeelt daarom dat de inkomensschade van werkneemster in de periode vanaf de onrechtmatige opzegging tot het moment dat zij een nieuwe baan vindt voor rekening van StatEmpire dient te komen. Gelet op het uitgebreide cv van werkneemster en het feit dat ze altijd aaneengesloten bij verschillende werkgevers heeft gewerkt, schept dit redelijke verwachtingen over haar kansen op een baan. Daarom oordeelt de kantonrechter dat in redelijkheid mag worden verwacht dat werkneemster binnen negen maanden een nieuwe betaalde werkplek kan vinden. Een vergoeding voor het feit dat partijen zouden zijn overeengekomen dat werkneemster een auto ter beschikking krijgt, wordt afgewezen, omdat werkneemster onvoldoende heeft onderbouwd dat dit het geval was. Het Whatsapp-bericht van 17 december 2020 is een te algemene toezegging om als bewijs te dienen. Op de schade die werkneemster lijdt wordt de WW-uitkering en de bijstandsuitkering in mindering gebracht, net als de transitievergoeding en de gefixeerde schadevergoeding. Daarmee komt de billijke vergoeding uit op een bedrag van € 55.000 euro.