Rechtspraak
Arbitragecommissie Koninklijke Nederlandse Voetbalbond, 30 augustus 2021Feiten
Werknemer heeft als voetballer een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tot 30 juni 2023 met Stichting R.K.F.C. Volendam (hierna: Volendam). In de arbeidsovereenkomst is rekening gehouden met de mogelijkheid van een (met wederzijdse instemming) tussentijdse beëindiging. Op 6 april 2020 is in een meeting besproken dat Volendam – ondanks de interesse voor een vertrek van werknemer naar een andere club – wenste dat werknemer nog als speler bij Volendam zou blijven. Volendam heeft de volgende dag nogmaals gesproken met werknemer en aangegeven na nog een jaar voetbal bij Volendam mee te willen werken aan een transfer. Hierna corresponderen partijen over onder meer een mogelijke transfer en de hoogte van de transfersom. Bij brief van 11 augustus 2021 heeft Wfl Wolfsburg aan Volendam een “official offer” gedaan. Op 29 juni 2021 heeft de heer S namens Vfl Wolfsburg tevens aan werknemer een schriftelijk aanbod gedaan voor een arbeidsovereenkomst tussen Wolfsburg en werknemer voor de duur van vier jaren. Dit aanbod is niet gaaf en onvoorwaardelijk door werknemer aanvaard. Volendam heeft het (tweede) aanbod van Vfl Wolfsburg, een transfersom van 2.000.000, afgewezen. Werknemer stelt dat hij een ongebruikelijke grote sportieve en financiële verbetering kan bewerkstelligen door een overstap te maken naar het Duitse Vfl Wolfsburg. Naar het oordeel van werknemer rechtvaardigt dit de ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst met Volendam. Werknemer stelt dat sprake is van een ernstig verstoorde arbeidsverhouding. Hij is van mening dat Volendam in strijd handelt met de onvoorwaardelijke toezegging van Volendam dat zij zou meewerken aan een transfer in het huidige transferwindow.
Oordeel
Kan de arbeidsovereenkomst (eenzijdig) tussentijds eindigen?
In de arbeidsovereenkomst is door partijen rekening gehouden met de mogelijkheid van een tussentijdse beëindiging. Deze bepaling is naar het oordeel van de arbitragecommissie echter niet te beschouwen als een tussentijds opzegbeding als bedoeld in artikel 7:667 BW. Afgezien van de mogelijkheid van een beëindiging met wederzijds goedvinden kan een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd – bij het ontbreken van de mogelijkheid van een tussentijdse opzegmogelijkheid – alleen worden ontbonden wanneer er zich zeer bijzondere omstandigheden voordoen waarbij de ontbinding al dan niet onder toekenning van een vergoeding aan een van de partijen geschiedt.
Is sprake van een aanmerkelijke sportieve en financiële verbetering?
Doordat er thans geen sprake is van een voldoende concreet en openstaand aanbod voor indiensttreding van werknemer bij een andere club, kan de Arbitragecommissie niet toetsen of in concreto sprake is van een aanmerkelijke sportieve en financiële verbetering.
Verstoorde arbeidsverhouding
Het bestaan van Volendam hangt af van het opleiden en vervolgens gedurende de looptijd van met spelers gesloten arbeidsovereenkomsten ‘verkopen’ van spelers op de (internationale) voetbalmarkt. Deze markt kenmerkt zich naar het oordeel van de Arbitragecommissie door een turbulent en hard spel van vraag een aanbod. Dat het (harde) spel van vraag en aanbod invloed heeft op de individuele speler en daarbij betrokken bestuurders, alsmede tussen speler en club tot over en weer gevoelde zorg en frustraties en kan leiden tot spanningen valt niet te ontkennen en is evident. Een en ander brengt op zich, zonder verdere bijzondere omstandigheden, waarvan te dezen niet is gebleken, niet met zich mee dat snel tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst moet worden besloten. Naar het oordeel van de arbitragecommissie staat het Volendam in beginsel vrij haar belangen te bewaken in het eerder genoemde spel van vraag en aanbod. Dat Volendam aan werknemer een onvoorwaardelijke toezegging heeft gedaan dat hoe dan ook in de zomer van 2021 tot een transfer van werknemer zou worden gekomen, is niet gebleken en komt de Arbitragecommissie ook niet aannemelijk voor, omdat dit immers zou impliceren dat Volendam met ieder aanbod zou hebben in te stemmen en dat is onmiskenbaar niet de bedoeling geweest. Aangezien Volendam in haar communicatie duidelijk heeft gemaakt dat de door haar gevraagde – in de visie van werknemer onhaalbare – transfersom voor onderhandeling vatbaar is en ook gebleken is dat zulks het geval is, is naar het oordeel van de Arbitragecommissie geen sprake van een onredelijke opstelling van Volendam die een ontbinding van de arbeidsovereenkomst zou rechtvaardigen.
Bron: https://www.knvb.nl/downloads/bestand/26201/knvb-1551-arbitraal-vonnis
Advocaten: mr. C.A.B. Zeevenhooven; mr. A.J. Quant