Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/DPG Media B.V.
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 19 oktober 2021
ECLI:NL:GHAMS:2021:3089
Redacteur van de Volkskrant ontvangt billijke vergoeding van € 370.000 bruto. Geen sprake van zorgvuldig onderzoek, waardoor het wegvallen van vertrouwen in redacteur onterecht is geweest en een voldragen ontslaggrond ontbreekt. Het interne onderzoek had het karakter van een ‘fishing expedition’. Werknemer is niet gehoord in het kader van het externe onderzoek.

Feiten

Werknemer is sinds 1 januari 2004 in dienst bij (de rechtsvoorganger van) DPG Media. Werknemer schrijft voor de Volkskrant onder meer boekrecensies en is hiernaast jurylid voor meerdere literatuurprijzen. Naar aanleiding van geruchten over grensoverschrijdend gedrag hebben de toenmalig hoofdredacteur en de chef Boeken bij de Volkskrant begin 2018 met werknemer hierover gesproken. Werknemer heeft de geruchten ontkend en weersproken dat hij ongepast contact zou hebben gehad met schrijfsters. In februari 2020 kwam de hoofdredacteur van de Volkskrant ter ore dat NRC Handelsblad bezig zou zijn met een onderzoek naar werknemer. Werknemer zou schrijfsters hebben uitgenodigd voor lunches voordat hij hun boeken zou recenseren. Werknemer heeft dit in een gesprek ontkend en verklaard dat zijn contacten met schrijvers zich beperkten tot interviews. De adjunct-hoofdredacteur van de Volkskrant heeft tussen 6 maart 2020 en 14 mei 2020 gesprekken gevoerd met tien vrouwelijke auteurs. Op 18 mei 2020 is een gesprek gevoerd met werknemer, zonder dat het onderzoeksverslag van tevoren aan werknemer was toegezonden, of tijdens het gesprek aan hem is overhandigd. Naar aanleiding daarvan is werknemer nogmaals gevraagd te bevestigen dat hij zulke contacten met schrijfsters ten stelligste ontkent. Dit heeft werknemer bevestigd. In een gesprek op 18 mei 2020 zijn de bevindingen van het interne onderzoek met werknemer besproken. Op 19 mei 2020 is werknemer na een vervolggesprek op non-actief gesteld. Eveneens op 19 mei 2020 heeft de hoofdredacteur tijdens een video-call aan alle twaalf chef-redacteuren en een lid van de redactiecommissie medegedeeld dat DPG Media had besloten werknemer te ontslaan wegens een vertrouwensbreuk. Op 25 mei 2020 en ook daarna verschenen in de media berichten over de op non-actiefstelling van werknemer. DPG Media heeft Bedrijfsrecherche H (hierna: H) opdracht gegeven tot een nader onderzoek om vast te stellen of de klachten ten aanzien van werknemer op waarheid berusten. Het onderzoek heeft in juni 2020 plaatsgevonden. De bevindingen van H en de geanonimiseerde gespreksverslagen inclusief bewijsstukken van drie auteurs zijn op 19 juni 2020 met werknemer gedeeld. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst op verzoek van DPG Media ontbonden wegens een verstoorde arbeidsverhouding met toekenning van een transitievergoeding. In hoger beroep staat de vraag centraal of sprake is van een voldragen g-grond. Werknemer verzoekt onder meer primair herstel van de arbeidsovereenkomst en subsidiair toekenning van een billijke vergoeding.

Oordeel

G-grond

Het geheel overziend en samenvattend valt werknemer te verwijten dat hij in het berichtenverkeer met vrouwelijke auteurs – de toonzetting, de bewoordingen en de tijdstippen van verzending daarvan – zich onvoldoende rekenschap heeft gegeven van zijn machtspositie als recensent, dat hij één keer de indruk heeft gewekt dat het maken van een afspraak invloed zou kunnen hebben op een recensie van de betreffende auteur (terwijl dat feitelijk niet meer mogelijk was) en dat hij één keer informatie heeft gelekt uit een jury waarin hij deelnam. Dit is evenwel onvoldoende om te concluderen dat werknemer zijn positie als vooraanstaand literair recensent van de Volkskrant stelselmatig heeft misbruikt, waardoor werknemer een onveilige werksituatie heeft veroorzaakt en de journalistieke integriteitsnormen met voeten heeft getreden. Het hof weegt hierbij mee dat werknemer niet eerder dan op 18 en 19 mei 2020 duidelijk is aangesproken op het betreffende berichtenverkeer. Werknemer heeft tijdens deze gesprekken aangegeven zijn gedrag te betreuren en dat hij zich niet bewust is geweest van de uitwerking daarvan op de betreffende auteurs. Resumerend heeft het hof op grond van de stukken en hetgeen ter zitting is verhandeld, niet de indruk gekregen dat werknemer willens en wetens zijn machtspositie heeft misbruikt. Tevens staat onvoldoende vast dat werknemer met zijn reacties willens en wetens heeft gelogen. De feiten en omstandigheden kunnen niet de conclusie rechtvaardigen dat de arbeidsrelatie ernstig en duurzaam was verstoord ten tijde van de uitspraak van de kantonrechter. Op het moment dat de hoofdredacteur aan het einde van het gesprek op 19 mei 2020 concludeerde dat zijn vertrouwen in werknemer (onherstelbaar) was komen te ontbreken was immers nog geen sprake van een extern, onafhankelijk onderzoek, terwijl het interne onderzoek dat op dat moment op tafel lag voor deze conclusie onvoldoende grond bood. Dit interne onderzoek was niet tot stand gekomen naar aanleiding van concrete klachten, maar draagt eerder het karakter van een ‘fishing expedition’. Het vervolgens in juni 2020 door H uitgevoerde externe onderzoek wekt gezien de aan H gegeven onderzoeksopdracht vooral de indruk ten doel te hebben gehad het valideren van het reeds uitgevoerde interne onderzoek, hetgeen ter zitting door DPG Media is bevestigd. Het hof acht het onbegrijpelijk dat in het kader van dit externe onderzoek werknemer niet is gehoord, en dat zijn reactie op de klachten niet door de onderzoekers is geverifieerd en gewogen in het kader van hun “samenvatting”. Het wegvallen van het vertrouwen van DPG Media in werknemer, enerzijds door de gedragingen van werknemer als zodanig en anderzijds door de wijze waarop werknemer op de beschuldigingen heeft gereageerd, is in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen derhalve onterecht geweest en kan de gestelde ontbindingsgrond niet dragen.

Billijke vergoeding

Het hof is van oordeel dat herstel niet in de rede ligt, met name omdat werknemer een vooraanstaand recensent van de Volkskrant was en de Volkskrant bij herhaling tijdens de mondelinge behandeling heeft aangegeven dat aan haar zijde sprake is van een onherstelbare vertrouwensbreuk. Het hof ziet niet in hoe onder deze omstandigheden nog sprake kan zijn van een vruchtbare samenwerking. Daar komt bij het tijdsverloop sinds 19 mei 2020. Het hof stelt voorop dat, gelet op de feitelijke gang van zaken zoals hiervoor weergegeven, niet zeker is dat het dienstverband zou hebben voortgeduurd tot de pensioengerechtigde leeftijd van werknemer. Het feit dat de door DPG Media verzochte ontbinding prematuur was en onvoldoende onderbouwd door zorgvuldig extern onderzoek, wil niet zeggen dat indien alsnog een mediationtraject was gevolgd en/of dergelijk onderzoek wel zou hebben plaatsgevonden, het dienstverband tot de pensioengerechtigde leeftijd van werknemer zou hebben voortgeduurd. Het hof stelt daarom de waarde van de resterende duur van de arbeidsovereenkomst op de helft van de gederfde inkomsten tot het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, zijnde een bedrag van € 444.465 bruto. Voorts weegt het hof alle overige omstandigheden van het geval mee. Ten aanzien van de mate van verwijtbaarheid van werknemer heeft te gelden dat zijn gedragingen blijkens de drie overgelegde geanonimiseerde verklaringen van de auteurs en ook blijkens het feit dat meerdere van de gehoorde auteurs anoniem hebben willen blijven, onrust en een gevoel van onbehagen en onveiligheid bij hen heeft veroorzaakt. Ten aanzien van de mate van verwijtbaarheid aan de zijde van DPG Media wordt meegewogen de buitengewoon onzorgvuldige wijze waarop het interne onderzoek is verricht en de mede daardoor opgelopen reputatieschade van werknemer. Rekening houdend met alle omstandigheden van het geval ziet het hof aanleiding de billijke vergoeding vast te stellen op € 370.000 bruto, waarbij rekening is gehouden met het feit dat werknemer reeds een transitievergoeding van € 32.213,93 bruto heeft ontvangen.