Naar boven ↑

Rechtspraak

Ontbindingsverzoek ten aanzien van arbeidsovereenkomst medisch specialist terecht afgewezen. Oordeel hof dat tussenstap van verbetermogelijkheid is overgeslagen, niet onbegrijpelijk. Ziekenhuis heeft ten onrechte niet oprecht ingezet op verbetering van functioneren van werkneemster.

Feiten

Werkneemster is in 2012 in dienst getreden bij Radboud Universitair Medisch Centrum (hierna: Radboudumc), als academisch medisch specialist. Zij is tot 8 januari 2018 ingeschreven geweest als arts in het BIG-register en daarna weer vanaf 3 april 2018. Voorts is zij tot 28 mei 2017 ingeschreven geweest in het RGS-register. Werkneemster heeft in februari 2019 contact gehad met haar bedrijfsleider omtrent het feit dat haar registraties niet rond waren. Daarnaast zijn in die periode diverse ‘jaargesprekken’ gevoerd, veelal over het functioneren van werkneemster. Daarbij is werkneemster gewezen op punten die zij dient te verbeteren, zowel op het gebied van directe als indirecte patiëntenzorg.  Op 4 juli 2019 hebben het afdelingshoofd en de bedrijfsleider het mogelijk disfunctioneren van werkneemster als internist-oncoloog gemeld bij de Commissie Onderzoek. Omdat geconstateerd werd dat werkneemster van 28 mei 2017 tot 6 februari 2018 niet geregistreerd is geweest als internist, er twijfels zijn over de registratie in het BIG-register, en zij nooit als internist-oncoloog is geregistreerd, is zij (voorlopig) op non-actief gesteld. De Commissie Onderzoek heeft op 12 september 2019 rapport en advies uitgebracht, waaruit volgt dat zij heeft vastgesteld dat op onderdelen sprake is van disfunctioneren en dat er onverantwoorde elementen, alsmede  patiëntveiligheidsissues aan de orde zijn geweest. Bij brief van 20 september 2019 heeft het afdelingshoofd aan werkneemster laten weten dat zij op basis van het advies van de Commissie Onderzoek, de niet-naleving van de registratieverplichtingen en nieuwe zaken die tijdens de op non-actiefstelling naar voren zijn gekomen, waaruit duidelijk is geworden dat werkneemster haar werk niet naar behoren heeft gedaan, heeft besloten de arbeidsovereenkomst zo spoedig mogelijk te beëindigen. Zodoende is een ontbindingsverzoek ingediend op de e- dan wel de g-grond. De kantonrechter heeft het ontbindingsverzoek afgewezen. In hoger beroep is het verzoek eveneens gegrond op de d-grond. Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd.

Oordeel hof

Ten aanzien van de e-grond stelt het hof onder meer vast dat werkneemster van het niet ingeschreven staan bij de registers een verwijt kan worden gemaakt. De afdelingsleider was daarvan echter al in februari 2018 op de hoogte en de registraties waren in februari/maart 2019 (weer) in orde. Uit de verschillende rapporten kan niet zonder meer geconcludeerd worden dat sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten van werkneemster. De e-grond strandt aldus. Ook van een voldragen d-grond is geen sprake. Het hof stelt voorop dat Radboudumc in dit kader een zekere beoordelingsruimte heeft. Zij mag als academisch ziekenhuis hoge eisen stellen aan haar medewerkers ten behoeve van de best mogelijke patiëntenzorg, maar moet zich ook als goed werkgever gedragen, ook tegenover een werknemer die naar de mening van de werkgever niet goed functioneert. Aan de vereisten voor een voldragen d-grond heeft Radboudumc niet voldaan, onder meer nu er een betrekkelijk korte periode zit tussen de eerste uiting van serieuze zorgen over het functioneren van werkneemster en de datum van op non-actiefstelling, en nu werkneemster vanaf haar indiensttreding nooit kritiek op haar functioneren heeft ontvangen tot het moment dat er een nieuwe afdelingshoofd aantrad. Het hof overweegt dat de beoordelingsruimte van de werkgever in dit kader niet zó groot is dat het alleen aan de werkgever is om te beslissen of een werknemer wel of niet de gelegenheid dient te krijgen zijn functioneren te verbeteren. Radboudumc had zich als goed werkgever niet zonder meer mogen verlaten op het advies van de Commissie Onderzoek, maar had een eigen inschatting dienen te maken en een verbetertraject moeten opzetten. Werkneemster zal nog in de gelegenheid moeten worden gesteld haar functioneren te verbeteren. Het beroep op de g-grond slaagt evenmin. Radboudumc heeft beroep in cassatie ingesteld.

Conclusie A-G (Drijber)

De A-G overweegt als volgt. Hoewel men de zorgen van Radboudumc over het functioneren van werkneemster goed kan begrijpen, acht hij het oordeel van het hof dat zich (nog) geen voldragen ontslaggrond voordoet niet onjuist of onbegrijpelijk. Radboudumc heeft lange tijd geen kenbare kritiek gehad op het functioneren van werkneemster, ook niet toen (begin 2018) was gebleken dat zij haar registraties als medisch specialist niet op orde had. Na wisseling van de leiding van haar afdeling hebben haar leidinggevenden wel tekortkomingen geconstateerd, maar aanvankelijk ging het vooral om enkele praktische kwesties. Vervolgens is een inhoudelijk onderzoek gestart, waarna in hoog tempo is aangekoerst op beëindiging van de arbeidsovereenkomst, zonder dat aan werkneemster een serieuze en reële kans op verbetering is geboden. Volgens de A-G is het zeker niet onbegrijpelijk dat het hof heeft geoordeeld dat de tussenstap van een verbetermogelijkheid is overgeslagen, oftewel dat Radboudumc niet oprecht heeft ingezet op verbetering van het functioneren van werkneemster door haar daartoe een serieuze en reële mogelijkheid te bieden. Dat wordt niet anders doordat werkneemster, zoals Radboudumc in cassatie stelt, nog tot haar op non-actiefstelling de gelegenheid zou hebben gehad om verbetering te tonen. Alle klachten van Radboudumc falen. De conclusie strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

Oordeel

De Hoge Raad oordeelt als volgt. De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikking van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die beschikking. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie art. 81 lid 1 Wet RO).