Naar boven ↑

Rechtspraak

Rechtbank Midden-Nederland, 13 december 2021
Werknemer die vanuit Italiƫ werkt voor in Nederland gevestigde werkgever, heeft hoofdverblijf in Italiƫ. Dat hij als belastingplichtige in Nederland is geregistreerd, maakt niet dat Nederland zijn woonplaats is. Nederlandse kantonrechter onbevoegd van ontbindingsverzoek kennis te nemen.

Feiten

Werknemer is sinds 1 november 2012 in dienst van werkgeefster, laatstelijk als ‘Sr. Director, Customer Success Data Governance and Management’. In 2017 is werknemer een aantal maanden uitgezonden geweest naar Italië. In 2018 en 2019 heeft hij vanuit Italië gewerkt. Op 31 december 2019 heeft werkgeefster aan werknemer bericht dat zijn opdracht in Italië niet zal worden verlengd. Werkgeefster heeft werknemer verzocht zich weer formeel als belastingplichtige in Nederland te laten registreren Op 16 januari 2020 heeft werknemer aan werkgeefster bericht dat hij zich per 1 januari 2020 in Nederland heeft ingeschreven. Op 25 februari 2020 heeft werknemer aan werkgeefster bericht dat hij zich vanaf 22 januari 2020 tijdelijk op het adres van zijn moeder (in Italië) heeft ingeschreven. Sinds het uitbreken van de coronapandemie werken (nagenoeg) alle werknemers van werkgeefster, over de wereld verspreid, vanuit huis. Op 11 maart 2021 heeft werknemer op het meldportaal van werkgeefster een melding gedaan dat hij positief is getest op COVID-19. Tegen zijn manager heeft werknemer aangegeven last te hebben van moeheid. Op 24 maart 2021 heeft werkgeefster een ontslagaanvraag voor werknemer ingediend bij het UWV wegens bedrijfseconomische redenen. Op 25 maart 2021 is werknemer bericht dat zijn functie zou komen te vervallen en dat een ontslagaanvraag is ingediend. Op 29 maart 2021 is werknemer ziek gemeld. Op 21 juli 2021 heeft het UWV geweigerd toestemming te verlenen om de arbeidsovereenkomst met werknemer op te zeggen vanwege het opzegverbod tijdens ziekte. Werkgeefster verzoekt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst te ontbinden op de a- dan wel de g-grond. Werknemer voert verweer en stelt zich onder meer op het standpunt dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is en het Nederlandse ontslagrecht niet van toepassing is.

Oordeel

Nu het een arbeidsovereenkomst betreft met internationale aspecten, dient de kantonrechter zijn bevoegdheid te toetsen. Op grond van artikel 22 lid 1 Brussel I bis kan de vordering van de werkgever slechts worden gebracht voor de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan de werknemer woonplaats heeft. De uitzondering van artikel 23 Brussel I bis doet zich hier niet voor. Dit betekent dus dat de Nederlandse rechter alleen bevoegd is als werknemer woonplaats in Nederland heeft. De kantonrechter overweegt daarover als volgt. Werkgeefster is gevestigd in Nederland. Werknemer staat ingeschreven in Italië, maar heeft ook een huis in Nederland. De vraag die beantwoord moet worden is waar de woonplaats van werknemer is gelegen. Bij de beantwoording van die vraag moet op grond van artikel 62 Brussel I bis worden gekeken naar het nationale recht. Artikel 1:10 BW schrijft voor dat de woonplaats van een natuurlijk persoon zich te zijner woonstede bevindt, en bij gebreke van een woonstede ter plaatse van zijn werkelijke verblijf. In zijn arrest van 19 januari 1880 heeft de Hoge Raad overwogen dat onder hoofdverblijf dient te worden verstaan: de plaats waar iemand werkelijk woont met zijn gezin, waar hij de zetel van zijn fortuin heeft, zijn zaken behartigt, zijn goederen en eigendommen beheert, zodat men er niet vandaan gaat dan met een bepaald doel en voor een bepaalde tijd en tevens met het plan om als dat doel bereikt is terug te keren. In de onderhavige zaak staat vast dat werknemer in 2018 en 2019 in Italië heeft verbleven en vanuit daar heeft gewerkt. Werknemer is ook daarna in Italië gebleven. Werkgeefster heeft daar geen probleem van gemaakt. Kortom, van werkgeefster mocht hij dus ook in Italië blijven wonen. De enige eis die zij stelde was dat werknemer zich formeel als belastingplichtige in Nederland zou laten registreren. Dat maakt Nederland echter nog niet zijn woonplaats. Werknemer is ook in Italië ingeschreven, verblijft daar en ontvangt daar zijn noodzakelijke medische behandelingen. Zijn huis in Amsterdam heeft hij aangehouden als beleggingsobject en dat heeft hij sinds hij in Italië verblijft verhuurd. Dat werkgeefster is overeengekomen dat werknemer naar Nederland zou terugkeren, moge zo zijn, maar dat maakt niet dat zijn woonplaats op dit moment in Nederland is. Werkgeefster heeft er ook nimmer op aangedrongen dat werknemer naar Nederland kwam toen de coronapandemie dat weer toeliet. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de woonplaats van werknemer is gelegen in Italië. Dit maakt dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is van deze zaak kennis te nemen. De kantonrechter verklaart zich onbevoegd.

Advocaten: mr. R. Wolters, mr. A.J. Quant

  • Onderwerpen: Rechtsmacht
  • Trefwoorden: ontbinding, bedrijfseconomische redenen, woonplaats, hoofdverblijf, bevoegdheid, rechtsmacht en corona