Rechtspraak
Feiten
Werknemer is op 1 juli 2011 in dienst getreden bij Eriks. Zijn arbeidsovereenkomst bevat een concurrentie- en relatiebeding. Ook is een gedragscode op de arbeidsovereenkomst van toepassing. In 2019 heeft werknemer een verbetertraject doorlopen, dat in augustus 2019 positief is afgesloten. Desondanks constateerde Eriks in november 2019 dat werknemer structureel onder de maat presteert en dat het zo niet kon blijven doorgaan. In december 2019 is werknemer op non-actief gesteld/is hem betaald verlof aangeboden en hebben partijen bezien of zij overeenstemming konden bereiken over een regeling om tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst te komen. Dit bleek niet mogelijk. In februari 2020 heeft Eriks werknemer daarom weer opgeroepen voor (aangepaste) werkzaamheden. Werknemer heeft zich echter op 2 of 3 maart 2020 ziek gemeld. Omdat werknemer aanvankelijk geen gehoor gaf aan de oproep van de bedrijfsarts, heeft Eriks het loon van werknemer opgeschort. De bedrijfsarts heeft geoordeeld dat na 9 maart 2020 geen sprake meer was van ziekte in enge zin, maar van een arbeidsconflict. Werknemer heeft niet ingestemd met een voorstel tot mediation van Eriks. Werknemer heeft Eriks vervolgens gedagvaard met een loondoorbetalingsvordering, die door de rechtbank is toegewezen. Bij brief van 8 mei 2020 heeft Eriks werknemer op staande voet ontslagen, omdat is vastgesteld dat werknemer 150 e-mails met als bijlage vele documenten met bedrijfsgevoelige informatie van het zakelijke e-mailadres naar verschillende externe e-mailadressen heeft gestuurd en heeft geweigerd daarover openheid van zaken te geven. Daarnaast meent Eriks dat werknemer diverse dienstorders heeft geweigerd. In eerste aanleg heeft de kantonrechter het verzoek tot vernietiging van het ontslag op staande voet afgewezen. Het hof heeft het oordeel van de kantonrechter bekrachtigd.
Conclusie A-G (De Bock)
In cassatie wordt onder meer geklaagd dat het hof onvoldoende op alle omstandigheden van het geval is ingegaan. De A-G concludeert dat niet het geval is. De strekking van het door de klacht genoemde betoog van de werknemer is dat Eriks tot 7 mei 2020 geen punt heeft gemaakt van het feit dat de werknemer e-mails heeft doorgestuurd en vertrouwelijke informatie buiten de Eriks-systemen heeft gebracht. Voor dit betoog is echter pas plaats als Eriks wíst van het doorsturen van de e-mails en het (aldus) buiten de Eriks-systemen brengen van bedrijfsgevoelige informatie. Uit het een en ander volgt echter dat in cassatie als onbestreden vaststaat dat Eriks niet bekend en akkoord was met het doorsturen van e-mails met bedrijfsgevoelige informatie, en dat Eriks dit ook niet eerder had moeten ontdekken. Met betrekking tot de door de klacht genoemde stelling dat Eriks al voor 7 mei 2020 wist of had moeten weten dat de werknemer vertrouwelijke gegevens buiten de Eriks-systemen had gebracht, omdat de advocaat van de werknemer omzetgegevens uit van de werknemer afkomstige e-mails aan de advocaat van Eriks had verzonden, is hieraan toe te voegen dat het hof over deze stelling – eveneens onbestreden – overweegt dat Eriks had kunnen weten dat de werknemer gegevens uit het systeem van Eriks had verstrekt aan zijn advocaat. Dit is iets anders dan dat Eriks hiervan wist. Bij deze stand van zaken is er geen ruimte (meer) voor het door de klacht genoemde betoog van de werknemer. Het betrekken van dit betoog bij de beoordeling of sprake is van een dringende reden – voor zover het hof dat niet reeds heeft gedaan – zou dan ook niet kunnen resulteren in een ander oordeel op dit punt. Dit betekent dat de klacht bij gebrek aan belang niet tot cassatie kan leiden.
Oordeel
De Hoge Raad oordeelt als volgt. De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikking van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die beschikking. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).