Naar boven ↑

Rechtspraak

Loonvordering: van de werknemer kan niet worden gevergd dat hij een stelling onderbouwt voor zover de voor die onderbouwing benodigde gegevens zich bij de werkgever bevinden.

Feiten

Werknemer is in dienst van G.B.O. Transport & Zoon V.O.F als chauffeur. Op de arbeidsovereenkomst was de Cao voor het Beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen (hierna: de cao) van toepassing. Werknemer heeft na opzegging van de arbeidsovereenkomsten loonvorderingen ingesteld wegens diverse tekortkomingen. Daartoe stelt werknemer onder meer dat G.B.O. zich niet heeft gehouden aan de cao doordat G.B.O. de door werknemer ingevulde dagrapporten niet ondertekend aan werknemer heeft teruggegeven in weekstaten, zodat werknemer ze niet heeft kunnen bewaren voor zijn administratie en ook de bezwaarmogelijkheid die de cao biedt niet heeft kunnen benutten (art. 26a cao). Het hof heeft de vorderingen toegewezen voor zover die betrekking hadden op doordeweekse overuren. Voor de weekendoveruren en verblijfkosten oordeelde het hof dat werknemer niet had voldaan aan zijn stelplicht, dan wel dat de eiswijziging te laat was. Tegen dit oordeel keert werknemer zich in cassatie. 

Oordeel

De Hoge Raad oordeelt als volgt. 

Schending loonberekeningsnorm cao versus stelplicht

Werknemer heeft in zijn memorie van grieven (bij grief 2 en in het petitum) zijn eis ten aanzien van de vorderingen onder c, d en e  gewijzigd en heeft gevorderd:
(a) primair: (i) dat de werkgever bij tussenarrest wordt veroordeeld om een berekening met betrekking tot de nog uit te betalen diensturen over te leggen die voldoet aan de geldende cao, voorzien van de dagrapporten en met een berekening van de verdere gevolgen voor vakantie- en verlofdagen, overuren en weekeindoveruren, en verblijfskosten, alsmede (ii) uitbetaling van het saldo van deze berekening;
(b) subsidiair: uitbetaling van het bedrag dat de werknemer gemotiveerd heeft berekend aan schatting achterstallig loon vermeerderd met de daaruit voortvloeiende verdere betalingen.

In cassatie is niet bestreden het oordeel van het hof dat de werkgever niet heeft voldaan aan de verplichting uit de cao om door de werkgever ondertekende exemplaren van de urenstaten aan de werknemer te overhandigen. In de inleiding van de memorie van grieven en in de toelichting op grief 2 heeft werknemer onder meer aangevoerd dat hij daardoor niet beschikt over bewijsstukken voor zijn vordering en dat hij zijn vordering daarom baseert op een schatting.

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is onbegrijpelijk het oordeel van het hof (in r.o. 4.12 van het tussenarrest) dat werknemer ten aanzien van de overuren in het weekend en de verblijfskosten niet heeft gesteld dat hij door toedoen van werkgever niet beschikt over gegevens die betrekking hebben op zijn vordering. Voorts heeft het hof met dat oordeel miskend dat van werknemer niet kan worden gevergd dat hij een stelling onderbouwt voor zover de voor die onderbouwing benodigde gegevens zich bij werkgever bevinden en hij daartoe geen toegang heeft.

Ook is onbegrijpelijk het oordeel van het hof  dat de vordering tot vergoeding wegens het werken op feestdagen een nieuwe grief is. Zoals blijkt uit de passages aangehaald in de conclusie van de advocaat-generaal onder 3.18-3.19 laat deze bij akte van 1 juni 2021 gespecificeerde vordering zich niet anders uitleggen dan dat deze een uitwerking is van de hiervoor  weergegeven, reeds bij memorie van grieven gedane eiswijziging.