Naar boven ↑

Rechtspraak

J.M.P./AP Assistenzprofis GmbH
Hof van Justitie van de Europese Unie, 7 december 2023
ECLI:EU:C:2023:587
Samenloop discriminatie op grond van leeftijd en handicap: stellen van leeftijdseis aan assistent voor en door gehandicapt persoon mag.

Feiten

AP Assistenzprofis, verweerster in het hoofdgeding, is een vennootschap die voor personen met een handicap overeenkomstig § 78, lid 1, SGB IX assistentie- en adviesdiensten verricht om hen in staat te stellen zelf en autonoom hun dagelijkse leven te organiseren. In juli 2018 heeft die vennootschap een vacature gepubliceerd waarin stond te lezen dat A., een 28-jarige studente, op zoek was naar persoonlijke assistenten van het vrouwelijke geslacht op alle gebieden van het dagelijkse leven. Deze assistenten moesten “bij voorkeur tussen 18 en 30 jaar oud zijn”. J.M.P., verzoekster in het hoofdgeding, die in 1968 geboren is, solliciteerde voor die vacature, maar ontving van AP Assistenzprofis een negatief antwoord.

In het kader van het daartoe strekkende beroep heeft J.M.P. om te beginnen aangevoerd dat de kennisgeving van de vacature uitsluitend gericht was tot personen die “tussen 18 en 30 jaar oud” waren, zodat mocht worden verondersteld dat verzoekster enkel wegens haar leeftijd niet in aanmerking is genomen in de sollicitatieprocedure, wat AP Assistenzprofis niet heeft weerlegd. Daarnaast is J.M.P. van mening dat het daaruit voortvloeiende verschil in behandeling op grond van leeftijd niet wordt gerechtvaardigd door de aard van de persoonlijkeassistentiediensten en dat het evenmin toelaatbaar is op grond van § 8, lid 1, of § 10 AGG, omdat met name een bepaalde leeftijd irrelevant is voor de vertrouwensrelatie in het kader van een dergelijke persoonlijke assistentie. AP Assistenzprofis heeft geconcludeerd tot afwijzing van het beroep omdat het eventuele verschil in behandeling op grond van leeftijd volgens haar gerechtvaardigd was op basis van § 8, lid 1, of § 10 AGG. Het verlenen van persoonlijke assistentie bestaat in een hoogstpersoonlijke begeleiding in het dagelijkse leven, waarbij de persoon die wordt bijgestaan permanent afhankelijk is van de assistent. Het vereiste van een bepaalde leeftijd maakt het dus mogelijk om te voorzien in de hoogstpersoonlijke behoeften van A in haar sociale leven als universiteitsstudent.  

De verwijzende rechter wenst te preciseren dat in een situatie als die van het hoofdgeding – die betrekking heeft op het bijzondere geval van persoonlijke assistentie, waarbij zowel verzoekster in het hoofdgeding als de persoon met een handicap recht heeft op bescherming tegen discriminatie – de onderhavige prejudiciële verwijzing ertoe strekt dat wordt verduidelijkt in hoeverre het recht van verzoekster in het hoofdgeding op doeltreffende bescherming tegen discriminatie op grond van leeftijd en het recht van de persoon met een handicap op daadwerkelijke bescherming tegen discriminatie op grond van zijn handicap, met elkaar in overeenstemming moeten worden gebracht in het licht van Richtlijn 2000/78/EG, die met betrekking tot arbeid en beroep het in artikel 21 van het Handvest erkende algemene beginsel van non-discriminatie concretiseert.

Oordeel

Het Hof van Justitie EU oordeelt als volgt. 

Het stellen van leeftijdsvoorwaarden aan assistent door gehandicapte is toegestaan op grond van artikel 2 lid 5 Richtlijn (bescherming van het zelfbeschikkingsrecht van personen met een handicap)

Zoals blijkt uit de verwijzingsbeslissing, heeft de wettelijke regeling op grond waarvan die maatregel is vastgesteld, tot doel de zelfbeschikking van personen met een handicap te beschermen door de waarborging van het recht van deze personen om hun wensen kenbaar te maken en om vrije keuzen te maken bij beslissingen over persoonlijkeassistentiediensten en bij het ontvangen daarvan, aangezien de diensten in kwestie betrekking hebben op alle gebieden van het leven en diep ingrijpen in de persoonlijke en intieme levenssfeer van degene die deze diensten ontvangt. Die wettelijke regeling is dus gericht op het waarborgen van het recht van personen met een handicap om zo veel mogelijk zelf en onder hun eigen verantwoordelijkheid hun levensomstandigheden vorm te geven. Een dergelijke doelstelling valt onder artikel 2 lid 5 Richtlijn 2000/78/EG, omdat zij strekt tot bescherming van het zelfbeschikkingsrecht van personen met een handicap, op grond waarvan deze moeten kunnen kiezen hoe, waar en met wie zij leven.

In casu blijkt het feit dat in de betreffende kennisgeving van de vacature melding is gemaakt van een voorkeur voor de leeftijdsgroep tussen 18 tot 30 jaar, het gevolg te zijn van de individuele behoefte van A. aan persoonlijke assistentie bij haar begeleiding op alle gebieden van haar dagelijkse maatschappelijke leven als 28‑jarige studente. Deze assistentie raakt dus haar persoonlijke en intieme levenssfeer ten aanzien van algemene taken die niet alleen betrekking hebben op de organisatie van haar dagelijkse leven – waaronder de planning van strikt persoonlijke behoeften – maar ook op het beheer van haar maatschappelijke en culturele leven. Uit het dossier waarover het Hof beschikt, blijkt dat die voorkeur voor een bepaalde leeftijdsgroep met name was ingegeven door het feit dat de persoon die de assistentie verleent gemakkelijk moet kunnen integreren in de persoonlijke, sociale en universitaire omgeving van A. In een situatie als die van het hoofdgeding kan het in aanmerking nemen van de voorkeur voor een bepaalde leeftijdsgroep die kenbaar is gemaakt door de persoon met een handicap die persoonlijkeassistentiediensten ontvangt, dus de eerbiediging van zijn zelfbeschikkingsrecht bevorderen wanneer die persoonlijkeassistentiediensten worden verricht, aangezien redelijkerwijs kan worden verwacht dat een persoon van dezelfde leeftijdsgroep als de persoon met een handicap, gemakkelijker integreert in de persoonlijke, sociale en universitaire omgeving van die persoon.

Conclusie

Gelet op een en ander dient op de prejudiciële vraag te worden geantwoord dat artikel 2 lid 5 Richtlijn 2000/78/EG, gelezen in het licht van artikel 26 Handvest en artikel 19 VN-Verdrag, aldus moet worden uitgelegd dat het er niet aan in de weg staat dat voor de indienstneming van een persoon die persoonlijke assistentie verleent, een leeftijdsvoorwaarde wordt gesteld op grond van een nationale wettelijke regeling die bepaalt dat rekening moet worden gehouden met de individuele wensen van personen die wegens hun handicap recht hebben op persoonlijkeassistentiediensten, indien een dergelijke maatregel noodzakelijk is voor de bescherming van de rechten en vrijheden van derden.