Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 27 december 2024
ECLI:NL:RBROT:2024:13133
Feiten
Werknemer is als uitvaartverzorger in dienst bij Uitvaartverzorging Kievit B.V. (hierna: Kievit). In zijn arbeidsovereenkomst stond een concurrentiebeding, op basis waarvan hij vijf jaar niet op of vanuit Goeree-Overflakkee en Voorne-Putten mag werken in een vergelijkbare functie. Op enig moment heeft werknemer zijn arbeidsovereenkomst met Kievit opgezegd en is hij bij Arensman Uitvaartverzorging B.V. (hierna: Arensman) in dienst getreden. Arensman is een concurrent van Kievit, die hemelsbreed niet ver van Kievit verwijderd is en vergelijkbare klanten bedient. In een kort geding in 2022 heeft de kantonrechter het concurrentiebeding gedeeltelijk geschorst, in die zin dat het werknemer wel was toegestaan om vanuit Goeree-Overflakkee of Voorne-Putten te werken en dus bij Arensman in dienst te treden. Voor de rest is het beding in stand gelaten. Werknemer werkt inmiddels drie jaar bij Arensman en vermijdt daarbij steeds werk op de twee eilanden. Hij verzoekt de kantonrechter gehele vernietiging van het concurrentiebeding (vanaf datum vonnis).
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. Het concurrentiebeding wordt vernietigd per de datum van het vonnis, nu werknemer door het beding onbillijk wordt benadeeld in verhouding tot het belang van Kievit dat erdoor wordt beschermd. De kantonrechter neemt als uitgangspunt dat een concurrentiebeding dat vijf jaar geldt erg ruim is. Kievit heeft verklaard zich daarvan bewust te zijn, maar dat in dit geval de lange duur toch gerechtvaardigd is. De kantonrechter gaat hier niet in mee. Zo is niet komen vast te staan dat de vijfjaarstermijn onderdeel is geweest van een regeling tussen partijen. Uit het dossier is hooguit op te maken dat Kievit eenzijdig heeft toegezegd dat zij het toestaat dat werknemer in dienst treedt bij Arensman, maar uit niets blijkt dat werknemer in ruil daarvoor heeft toegezegd zich neer te leggen bij de duur van vijf jaar. Daarnaast overweegt de kantonrechter dat het specifieke karakter van de uitvaartbranche geen concurrentiebeding rechtvaardigt van langer dan drie jaar. Op zich kan de kantonrechter zich voorstellen dat er door de emotie die gepaard gaat met een uitvaart een bepaalde persoonlijke band kan ontstaan tussen de nabije nabestaanden en werknemer. Als de uitvaart naar wens is verlopen, is het in te denken dat nabije nabestaanden een volgende keer ook werknemer zullen willen inschakelen. In die zin zou de concurrentiepositie van Kievit kunnen verslechteren doordat werknemer aan hem gebonden personen ‘meeneemt’ naar een directe concurrent. Naar het oordeel van de kantonrechter is dit echter maar een heel beperkte verstoring van de concurrentiepositie. Kort gezegd doet de verstoring zich alleen voor als nabije nabestaanden van een overledene van wie de uitvaart door werknemer is geleid, binnen afzienbare tijd, in dezelfde regio nogmaals een uitvaart moeten organiseren en daarvoor daadwerkelijk werknemer benaderen. Het is de kantonrechter niet gebleken waarom voor deze relatief kleine verstoring van de concurrentiepositie zo’n verstrekkend concurrentiebeding nodig is. Tegenover het voorstaande staat dat werknemer door het concurrentiebeding aanzienlijk wordt benadeeld. Hij wordt feitelijk gedwongen in Rotterdam of Zeeland te werken. Het beding leidt ertoe dat hij dagelijks langer in de auto moet zitten om zijn werk te kunnen doen. Nu Kievit maar een heel beperkt belang bij handhaving van het beding heeft, oordeelt de kantonrechter dat werknemer onbillijk wordt benadeeld. Vernietiging van het concurrentiebeding volgt.