Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Zaanstad), 10 december 2024
ECLI:NL:RBNHO:2024:12435
Een beveiligingsmedewerker en een beveiligingsbedrijf hebben een geschil over de vraag of tussen hen een overeenkomst van opdracht bestaat dan wel een arbeidsovereenkomst. De kantonrechter oordeelt dat sprake is van een arbeidsovereenkomst.

Feiten

Werknemer is met ingang van 15 september 2023 met CRK Security B.V. een overeenkomst aangegaan. In de schriftelijke overeenkomst staat onder meer dat werknemer als ‘opdrachtnemer’ beveiligingsdiensten gaat uitvoeren voor CRK als beveiligingsbedrijf, en dat de overeenkomst is aangegaan voor een jaar en tot 15 september 2024. Verder vermeldt de schriftelijke overeenkomst dat werknemer voor zijn werkzaamheden elke maand facturen zal toezenden aan CRK en dat werknemer bij het uitvoeren van de overeenkomst gebruik kan maken van derden. De Belastingdienst heeft in een rapport van 20 juni 2024, naar aanleiding van een boekenonderzoek bij de eenmanszaak van werknemer, geconcludeerd dat de werkzaamheden die werknemer verricht voor CRK bij het datacenter van Microsoft moeten worden gekwalificeerd als werkzaamheden in dienstbetrekking. De advocaat van werknemer heeft CRK met e-mails van 3 juli 2024 en 12 juli 2024 meegedeeld dat werknemer moet worden opgenomen in de loonadministratie van CRK en dat loon moet worden betaald. Werknemer verzoekt de kantonrechter voor recht te verklaren dat sprake is van een arbeidsovereenkomst en te bepalen dat CRK een bedrag van € 8.147,17 bruto aan achterstallig loon moet betalen. 

Oordeel

De kantonrechter oordeelt dat de overeenkomst tussen werknemer en CRK gekwalificeerd moet worden als een arbeidsovereenkomst, hoewel CRK beweerde dat werknemer als zzp’er werkte. Uit de feiten blijkt dat werknemer gedurende een jaar fulltime beveiligingswerkzaamheden uitvoerde in het datacenter van Microsoft. Hij werkte volgens strikte instructies en onder toezicht van CRK, Securitas en/of Microsoft, waarbij zowel de inhoud van zijn werk als de werktijden volledig door hen werden bepaald. Hij droeg een uniform, volgde verplichte trainingen en inwerkperiodes, en kreeg geregeld opdrachten via een portofoon. Deze werkzaamheden waren volledig ingebed in de organisaties van CRK, Securitas en Microsoft. Verder liep werknemer geen commercieel risico, gedroeg hij zich niet als ondernemer, en werd hij door de Belastingdienst fiscaal als werknemer behandeld. Hoewel CRK aanvoerde dat werknemer enige vrijheid had om zijn beschikbaarheid door te geven en zich te laten vervangen, bleek dat hij feitelijk volgens een vast rooster werkte en dat vervanging slechts mogelijk was onder dezelfde strenge eisen. In de praktijk kwam vervanging niet voor, en werknemer werkte structureel diensten van acht, tien of twaalf uur. De kantonrechter merkt op dat de intentie van partijen om een arbeidsovereenkomst aan te gaan niet doorslaggevend is, maar dat de feitelijke uitvoering van de werkzaamheden bepalend is. Het feit dat de overeenkomst onder de naam van de eenmanszaak van werknemer werd gesloten, doet hier niet aan af. De kantonrechter concludeert dat de overeengekomen rechten en plichten voldoen aan de wettelijke definitie van een arbeidsovereenkomst. De kantonrechter oordeelt voorts dat het wettelijke bewijsvermoeden van een arbeidsovereenkomst tussen werknemer en CRK niet is weerlegd. Werknemer heeft recht op € 5.542,17 bruto aan achterstallig loon, gebaseerd op een overeengekomen uurloon van € 23,75. Een bedrag van € 2.605 wordt daarop in mindering gebracht voor eerder betaalde facturen. Daarnaast wordt CRK veroordeeld tot betaling van € 1.436,40 bruto voor niet-genoten vakantiedagen en een transitievergoeding van € 1.778,40 bruto. De wettelijke rente en een gematigde wettelijke verhoging van 10% zijn eveneens toegewezen. Bij de berekening van de transitievergoeding wordt de volledige duur van de arbeidsovereenkomst meegeteld, ondanks CRK’s verweer over de loonadministratie.