Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 20 december 2024
ECLI:NL:RBMNE:2024:7294
Feiten
Werknemer is met ingang van 1 september 2023 bij werkgever in dienst getreden als senior juridisch adviseur met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor de duur van één jaar. Zijn salaris bedroeg € 8.116 per maand, op basis van een 40-urige werkweek. De arbeidsovereenkomst is na 31 augustus 2024 niet voortgezet. Werkgever maakt binnen zijn organisatie gebruik van software van AFAS. AFAS Insite is een systeem waarin HRM-gerelateerde onderwerpen worden gecommuniceerd met de werknemers van werkgever. Bij brief van 29 juli 2024 is het einde van de arbeidsovereenkomst van werknemer aangezegd. Deze brief is door de afdeling HRM via AFAS Insite aan werknemer gestuurd. Werknemer heeft bij e-mail van 1 september 2024 aan werkgever bericht dat het niet verlengen van de arbeidsovereenkomst hem niet is aangezegd. Hij was op die datum niet op de hoogte van de aan hem verzonden brief via AFAS Insite. Werknemer maakt daarom aanspraak op betaling van een aanzegvergoeding. Werkgever heeft de aanzegvergoeding niet aan werknemer betaald. Werknemer verzoekt om uitbetaling van de aanzegvergoeding.
Oordeel
In de brief van 29 juli 2024 staat: “(…) Hiermee bevestigen wij dat je arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege eindigt, 31 augustus 2024 is de laatste dag van je arbeidsovereenkomst met [verweerster] (…).” Tussen partijen is niet in geschil dat deze brief voldoet aan de eis van schriftelijkheid van artikel 7:668 lid 1 BW. Maar tussen partijen is wel in geschil of werkgever heeft voldaan aan de informatieplicht uit dit artikel, omdat tussen hen vaststaat dat werknemer de via AFAS Insite verzonden brief niet heeft geopend en gelezen. Daarmee heeft de inhoud van de brief werknemer niet bereikt, terwijl dat op grond van de ontvangsttheorie uit artikel 3:37 lid 3 BW wel vereist is om haar werking te hebben. De inhoud van de brief heeft ook werking als deze de persoon niet heeft bereikt, maar dat het gevolg is van het handelen van die persoon of van een omstandigheid die voor risico komt van de persoon zelf. De stelplicht hiervan rust op werkgever, omdat hij een beroep doet op de rechtsgevolgen. Volgens werkgever had werknemer erop bedacht moeten zijn dat de aanzegging werd gedaan via AFAS Insite, gelet op artikelen 26 en 27 uit de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter volgt werkgever daarin niet. In die artikelen leest de kantonrechter niet dat de communicatie tussen werkgever en zijn werknemers via AFAS Insite verliep. In artikel 26 staat dat er een digitaal dossier wordt aangelegd, dat alle relevante documenten worden gescand en dat papieren originelen worden vernietigd. In artikel 27 staat dat er elektronische loonspecificaties worden verstrekt. Dat de communicatie via dit digitaal dossier wordt gedaan, is in die artikelen niet te lezen. Daarnaast is niet komen vast te staan dat er gedurende het jaar vaker berichten via AFAS Insite aan werknemer zijn gecommuniceerd. Dat dat is gebeurd, heeft werkgever – na vragen van de kantonrechter – niet met zekerheid kunnen zeggen. Op basis daarvan had werknemer dus ook niet hoeven te begrijpen dat dit het communicatiemiddel was. Daarnaast staat vast dat werknemer geen melding ontving dat er een document voor hem klaar stond in AFAS Insite, als hij AFAS Insite niet opende. Andere feiten en omstandigheden waaruit volgt dat werknemer had moeten weten dat de aanzegging via AFAS Insite werd gecommuniceerd, heeft werkgever niet gesteld. Er zijn daarom geen omstandigheden die ertoe leiden dat het niet ontvangen van de aanzegging voor risico moet komen van werknemer. Het blijft dus voor rekening en risico van werkgever dat de inhoud van de brief werknemer niet heeft bereikt. Dit betekent dat werkgever niet tijdig heeft aangezegd en dat hij daarom de aanzegvergoeding aan werknemer is verschuldigd.