Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgever
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Tilburg), 8 januari 2025
ECLI:NL:RBZWB:2025:82
Vordering tot uitbetaling verlofsaldo bij einde dienstverband. Mocht werkgever tijdens ziekte vakantiedagen afschrijven tijdens de jaarlijks terugkerende collectieve bedrijfssluitingen?

Feiten

Werknemer is op 4 maart 2004 in dienst getreden bij werkgever als productiemedewerker. Werknemer is op 8 oktober 2021 arbeidsongeschikt geraakt en heeft vanaf 26 oktober 2023 een WIA-uitkering ontvangen. Partijen hebben op 7 mei 2024 een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarin is opgenomen dat de arbeidsovereenkomst per 1 mei 2024 met wederzijds goedvinden is beëindigd. Werkgever heeft zich verplicht de opgebouwde en niet genoten vakantiedagen en ATV-dagen uit te betalen, maar partijen zijn het niet eens over het saldo. Werknemer stelt dat er bij het einde van het dienstverband nog 131,48 uur aan verlof openstaat, terwijl werkgever uitgaat van een negatief saldo van -61,02 uur. Het geschil ontstaat doordat werkgever tijdens de ziekteperiode van werknemer de jaarlijkse collectieve bedrijfssluitingen in de zomer en rond kerst in mindering heeft gebracht op het verlofsaldo. Werknemer betwist dit en stelt dat hiervoor expliciete schriftelijke toestemming nodig was op basis van de wet, wat niet is gebeurd.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt dat vakantie in principe wordt vastgesteld volgens de wens van werknemer. Van deze hoofdregel kan worden afgeweken. De wet geeft ook regels die specifiek van toepassing zijn op een zieke werknemer. De hoofdregel is dat dagen waarop een werknemer ziek is, gedurende zijn vakantie niet kunnen gelden als vakantie. Deze hoofdregel geldt ook tijdens een collectieve bedrijfsvakantie. Ook hier geldt dat er weer uitzonderingen op de hoofdregel mogelijk zijn.

Werkgever stelt dat collectieve vakanties in de zomer en rond kerst al jaren vast onderdeel zijn van het bedrijfsbeleid. Dit heeft zij niet onderbouwd met stukken. Uit niets blijkt dat er een schriftelijke afspraak ligt over de gestelde collectieve bedrijfsvakanties. Werknemer betwist dat deze afspraak is gemaakt. Het zou dan op de weg van werkgever liggen om te bewijzen dat er een (schriftelijke) afspraak is gemaakt over opname van vakantie tijdens de bedrijfssluitingen, maar werkgever heeft geen bewijsaanbod gedaan.

Zelfs als zo’n afspraak wel zou bestaan, had werkgever tijdens de ziekte van werknemer expliciet toestemming moeten vragen om vakantiedagen af te schrijven. In dit geval speelt immers de specifieke situatie dat werknemer in de periode waarover partijen een discussie hebben ziek was. Dan gelden de bijzondere regels over het opnemen van vakantie door een zieke werknemer. Werkgever heeft gesteld dat de afspraken over een collectieve bedrijfsvakantie al van kracht waren voordat werknemer ziek werd. Daar blijkt niet uit dat is afgesproken dat de collectieve bedrijfsvakantie ook als vakantie zou gelden voor een zieke werknemer. Werkgever heeft dat niet aangevoerd. Een dergelijke afspraak bij voorbaat zou bovendien alleen kunnen gelden voor de bovenwettelijke vakantiedagen. Ook blijkt uit de stellingen van werkgever niet dat in het voorkomende geval – dus toen de zomersluiting en de kerstsluiting voor de deur stonden – met werknemer is afgesproken dat er vakantiedagen zouden worden afgeschreven. Zoals uit de geschetste regels blijkt, is de instemming van een zieke werknemer om ziektedagen als vakantiedagen aan te merken wel nodig.

Omdat niet is gesteld of gebleken dat hierover een afspraak is gemaakt, oordeelt de kantonrechter dat de verlofdagen niet in mindering hadden mogen worden gebracht. Werkgever heeft verder geen verweer gevoerd tegen het aantal verlofuren of de berekening ervan. Daarom wordt de vordering van € 2.328,77 bruto toegewezen. De kantonrechter ziet in deze omstandigheden aanleiding om de wettelijke verhoging te matigen tot 10%. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar. Partijen zijn het erover eens dat uiterlijk 10 mei 2024 de eindafrekening voldaan had moeten zijn. Daarom wordt de wettelijke rente over het verlofsaldo vanaf die datum toegewezen. Voor de verschuldigdheid van de wettelijke verhoging heeft werknemer werkgever niet eerder in gebreke gesteld. Daarom wordt de wettelijke rente over de wettelijke verhoging vanaf de dag van de dagvaarding toegewezen.