Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Stichting Zorgorganisatie Het Hoge Veer

werkneemster/Stichting Zorgorganisatie Het Hoge Veer

Ontslag op staande voet arbeidsongeschikte werkneemster wegens werkweigering niet rechtsgeldig. Afwijzing voorwaardelijk ontbindingsverzoek wegens schending re-integratieverplichtingen (e-grond).

Werkneemster is op 1 april 2013 in dienst getreden bij Hoge Veer. Zij is per 1 augustus 2015 arbeidsongeschikt geworden met onder meer psychische klachten, waarna zij geleidelijk is gaan re-integreren. Op 15 maart 2016 heeft de bedrijfsarts werkneemster arbeidsgeschikt geoordeeld voor volledige werkhervatting per 18 april 2016. Op 21 april 2016 heeft werkneemster zich ziek gemeld, waarna zij op 25 april 2016 de bedrijfsarts heeft bezocht. De bedrijfsarts heeft geoordeeld dat de ziekmelding niet akkoord is en dat werkneemster per 25 april 2016 hersteld blijft staan. Werkgever heeft een loonstop aangekondigd. Op 28 april 2016 is werkneemster verzocht het werk per ommegaande weer op te pakken en is haar medegedeeld dat een ontslag op staande voet dreigt als zij dit nalaat. Bij schrijven van 2 mei 2016 is werkneemster op staande voet ontslagen wegens werkweigering. Werkneemster verzoekt vernietiging van het ontslag. Indien het ontslag op staande voet geen stand kan houden, verzoekt Hoge Veer de arbeidsovereenkomst te ontbinden op de e-grond.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Het ontslag op staande voet is gegeven naar aanleiding van het gerezen meningsverschil over de arbeidsgeschiktheid: werkneemster acht zich arbeidsongeschikt en de bedrijfsarts acht haar arbeidsgeschikt. Als gevolg daarvan heeft Hoge Veer aan werkneemster een loonsanctie opgelegd per 25 april 2016. Daarmee heeft Hoge Veer een sanctie opgelegd die een nadeel aan haar kant (wel loon, geen volledige arbeid) opheft. Deze loonsanctie had kennelijk, in de ogen van Hoge Veer, onvoldoende effect en zij is reeds na een week overgegaan tot het ontslag van werkneemster. Allereerst heeft Hoge Veer hiermee in strijd met haar verzuim- en re-integratiebeleid gehandeld, waarin is bepaald dat wanneer de medewerker het niet eens is met een herstelverklaring van de bedrijfsarts hij/zij een second opinion kan aanvragen bij het UWV en indien het advies luidt dat de medewerker arbeidsgeschikt is en hij/zij weigert zijn/haar werkzaamheden te hervatten de bezoldiging van de medewerker gestaakt kan worden. In dit beleid is als sanctie derhalve staking van het loon en niet een ontslag op staande voet opgenomen. Daarnaast heeft Hoge Veer door dit ontslag op staande voet te geven de door haar personeelsconsulente met werkneemster gemaakte afspraak om over het gerezen meningsverschil na 8 mei 2016 (na de vakantie van de personeelsconsulente) verder te praten genegeerd. Uit de deskundigenoordelen van het UWV volgt dat Hoge Veer onvoldoende heeft meegewerkt aan de re-integratie van werkneemster. Indien en voor zover Hoge Veer twijfelt aan het deskundigenoordeel van het UWV had het op haar weg gelegen om een second opinion aan te vragen. Dit heeft Hoge Veer niet gedaan. Voorts is zonder de uitkomsten van het door werkneemster aangevraagde deskundigenoordeel af te wachten tijdens de loonsanctie tot het ontslag op staande voet overgegaan. Geoordeeld wordt dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is. Het verzoek tot vernietiging van het ontslag wordt toegewezen.

Ten aanzien van het ontbindingsverzoek wordt geoordeeld dat het opzegverbod tijdens ziekte niet aan ontbinding in de weg staat. Kern van het verwijt van Hoge Veer betreft niet de ziekte van werkneemster, maar het feit dat werkneemster zich niet aan de re-integratieverplichtingen heeft gehouden. In een dergelijk geval staat het opzegverbod tijdens ziekte niet aan een ontbinding van de arbeidsovereenkomst in de weg. De gedragingen van werkneemster zijn niet zodanig verwijtbaar dat op grond daarvan de arbeidsovereenkomst dient te worden ontbonden. Verwezen wordt naar hetgeen is overwogen ten aanzien van het ontslag op staande voet. Daarnaast heeft werkneemster weliswaar in de periode van ongeveer negen maanden re-integratie zich een aantal keer niet aan afspraken gehouden, maar dat zij in die periode niet of onvoldoende heeft meegewerkt aan haar re-integratie is niet gebleken. Het tegenverzoek van Hoge Veer wordt afgewezen.