Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/h.o.d.n. DAP Salland
Rechtbank Overijssel (Locatie Zwolle), 11 september 2017
ECLI:NL:RBOVE:2017:3739

werkneemster/h.o.d.n. DAP Salland

Schorsing concurrentiebeding. De duur van het concurrentiebeding is op het moment van beoordeling in kort geding toereikend geweest. Door het beding nog langer te handhaven zal werkneemster onbillijk worden benadeeld.

Feiten

Werkneemster heeft van 1999 tot en met 31 december 2012 krachtens een arbeidsovereenkomst voor DAP Salland gewerkt in de functie van dierenarts. In deze arbeidsovereenkomst is een concurrentiebeding met een looptijd van vijf jaar en een straal van 15 km opgenomen. Volgend op het dienstverband bij DAP Salland heeft werkneemster bij een andere werkgever in een andere plaats als dierenarts gewerkt. In die periode is werkneemster geconfronteerd met een ernstige ziekte. Het contract van werkneemster liep af in maart 2017. In de periode van juni 2016 tot en met december 2016 heeft werkneemster met DAP Salland onderhandeld over een mogelijke inkoop in de praktijk van DAP Salland, maar partijen hebben daarover geen overeenstemming bereikt. Op 25 januari 2017 heeft werkneemster haar eigen eenmanszaak ingeschreven bij de KvK. In maart 2017 is zij in die hoedanigheid gestart met haar werkzaamheden als zelfstandig dierenarts. De praktijk ligt op een afstand van minder dan 15 kilometer van DAP Salland. Thans vordert werkneemster schorsing van het concurrentiebeding.

Oordeel

De termijn van vijf jaren uit het concurrentiebeding is gaan lopen op het moment dat het dienstverband van werkneemster bij DAP Salland is geëindigd, te weten op 31 december 2012 en eindigt derhalve op 31 december 2017. Nu werkneemster binnen die termijn als dierenarts is gaan werken binnen een straal van 15 km van de praktijk van DAP Salland, heeft zij in beginsel daarmee het concurrentiebeding overtreden. Werkneemster stelt dat zij thans door handhaving van het beding onbillijk wordt benadeeld. Voor werkneemster geldt dat zij al langere tijd de wens heeft om als zelfstandig dierenarts te kunnen werken. In dat kader heeft zij beproefd of het haalbaar was om zich in te kopen in een andere praktijk. In het bijzonder in het najaar van 2016 heeft zij daarover onderhandeld met DAP Salland maar dit heeft niet tot overeenstemming geleid. Daarbij speelt een rol dat zij een ernstige ziekte achter de rug heeft, waarvan het herstel nog niet volledig is afgerond. Voorts is het haar als gevolg van haar ziektegeschiedenis gebleken dat het moeilijk is geworden om bij de bank een lening te verkrijgen om zich te kunnen inkopen bij een bestaande praktijk. Als zij vanuit haar eigen woonadres een praktijk kan starten dan heeft zij met aanzienlijk minder kosten te maken. Bovendien betekent het werken voor zichzelf dat zij zelf kan bepalen hoeveel klanten zij aanneemt, hetgeen met betrekking tot haar herstelproces van belang is. Tevens betekent het werken vanuit haar eigen woning dat zij, ondanks mogelijke nachtdiensten, wel thuis kan slapen, hetgeen eveneens voor haar (en haar gezin) van belang is. Ten aanzien van deze belangen overweegt de kantonrechter het volgende. Door het feit dat werkneemster aanvankelijk na afloop van haar dienstverband bij DAP Salland in een andere plaats is gaan werken, is zij in die zin vier jaren buiten beeld geweest van de klanten van DAP Salland. Voorts staat vast dat van de lopende termijn van vijf jaren uit het gewraakte beding op dit moment al een periode van vier jaren en acht maanden is verstreken. Dit betekent dat werkneemster over vier maanden in elk geval vrij zal zijn om zelfstandig als dierenarts werkzaam te zijn, ook op korte afstand van de praktijk van DAP Salland. Het belang van DAP Salland om de overloop van klanten naar werkneemster tegen te gaan, is daarmee dus beperkt geworden tot nog enkele maanden. Dit belang afgezet tegen het onmiskenbare belang van werkneemster, leidt de kantonrechter voorshands tot het oordeel dat de duur van het concurrentiebeding in elk geval op het moment van deze beoordeling in kort geding toereikend is geweest. Door het beding nog langer te handhaven zal werkneemster onbillijk worden benadeeld. De primair gevorderde voorziening tot schorsing van het beding zal daarom worden toegewezen.