Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Combined Cargoterminals B.V.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Bergen op Zoom), 14 september 2017
ECLI:NL:RBZWB:2017:6355

werknemer/Combined Cargoterminals B.V.

Ontslag op staande voet terecht gegeven. Anders dan in het strafrecht, waarbij het bewijs ‘wettig en overtuigend’ moet worden geleverd, acht de kantonrechter het in deze zaak voldoende bewezen dat werknemer degene is geweest die goederen heeft weggenomen.

Feiten

Werknemer is op 27 februari 2017 in dienst getreden bij CCT. Op 25 april 2017 is werknemer door CCT op staande voet ontslagen, omdat CCT heeft geconstateerd dat op zaterdag 1 april 2017 door werknemer tijdens werktijd goederen (exclusieve wijn) uit de loods zijn meegenomen zonder dat daarvoor toestemming bestond. Op camerabeelden heeft CCT gezien dat werknemer zich toegang heeft verschaft in het (door hekwerk) afgeschermde gedeelte van de loods en vervolgens goederen uit deze loods meeneemt. Werknemer verzoekt onder meer primair vernietiging van de opzegging dan wel subsidiair toekenning van onder meer de transitievergoeding.

Oordeel

Naar het oordeel van de kantonrechter is het ontslag op staande voet rechtsgeldig gegeven. Daarover wordt het volgende overwogen. Ter zitting is gebleken dat partijen gezamenlijk camerabeelden van CCT d.d. 1 april 2017 hebben bekeken. De vraag die partijen verdeeld houdt is of werknemer degene is die op de camerabeelden te zien is. Vast staat dat werknemer op 1 april 2017 aan het werk was bij CCT. Ook staat vast dat werknemer die dag een sleutel van de loods ter beschikking had. Voorts stelt CCT dat haar HR-manager en haar loodsbaas werknemer direct herkenden op de camerabeelden, vanwege zijn manier van lopen, zijn gedrongen postuur aan de bovenkant en zijn petje dat hij altijd (achterstevoren) draagt. Daarnaast heeft CCT een verklaring van een getuige in het geding gebracht waarin hij verklaart dat hij op 1 april 2017 met werknemer aan het werk was, en dat werknemer op een bepaald moment een doorgang heeft gemaakt bij de scheidingswand tussen het gedeelte van de loods van CCT en Hillebrand, twee kistjes heeft meegepakt en in de auto van getuige heeft gezet. Anders dan in het strafrecht, waarbij het bewijs ‘wettig en overtuigend’ moet worden geleverd, acht de kantonrechter het in deze zaak voldoende bewezen op basis van de door CCT aangevoerde feiten en verklaringen, tegenover de niet-geloofwaardige (blote) ontkenning van werknemer, dat hij degene is geweest die de kistjes heeft weggenomen. In het civiele recht gaat het er immers om dat er een redelijke mate van zekerheid is over de gestelde feiten. Op grond van artikel 7:678 lid 2 onderdeel d BW vormt diefstal door een werknemer voor de werkgever een dringende reden voor beëindiging van de arbeidsverhouding. Werknemer heeft bovendien geen persoonlijke omstandigheden aangevoerd die deze conclusie anders maken. CCT heeft werknemer dan ook rechtsgeldig ontslag op staande voet verleend. Werknemer heeft subsidiair verzocht om CCT te veroordelen een transitievergoeding te betalen. De kantonrechter heeft hiervoor geoordeeld dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven, omdat daarvoor een dringende reden aanwezig was. Hoewel een dringende reden niet zonder meer samenvalt met ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, leveren de feiten en omstandigheden die de dringende reden vormen in dit geval ook een dergelijke ernstige verwijtbaarheid op. Dat betekent dat de transitievergoeding om die reden niet verschuldigd is. De kantonrechter ziet ook geen reden om de transitievergoeding aan werknemer toe te kennen met toepassing van artikel 7:673 lid 8 BW. Ook verzoek om toekenning van een billijke vergoeding zal worden afgewezen. Hetzelfde geldt voor het verzoek tot toekenning van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging.