Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgever
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 3 oktober 2017
ECLI:NL:GHDHA:2017:2744

werknemer/werkgever

SO-procedure; op staande voet ontslagen werknemer in eerste aanleg niet gehoord. In de SO-procedure is alsnog datum bepaald voor het horen van de betrokken werknemer.

Feiten

Werknemer is geruime tijd in dienst bij werkgever. Werknemer is door werkgever op staande voet ontslagen omdat hij zich de door zijn collega K gebruikte bedrijfstelefoon heeft toegeëigend. Werknemer vordert vernietiging van het ontslag op staande voet. De kantonrechter heeft werkgever toegelaten tot het leveren van bewijs van feiten en/of omstandigheden waaruit blijkt dat werknemer op 28 januari 2015 de bedrijfstelefoon van werkgever in gebruik bij K heeft gepakt en niet aan K heeft teruggegeven. Werknemer is in dat verband niet in contra-enquête gehoord. In het tussenvonnis van 20 juni 2017 is een comparitie na aanbrengen bevolen. De comparitie heeft plaatsgevonden op 15 september 2017. Ter comparitie hebben beide partijen toelating tot Second Opinion-procedure verzocht. Daartoe hebben de behandelend advocaten ieder een SO-formulier als bedoeld in artikel 3.2 van het Second Opinion Reglement (hierna: SOR) ingevuld en ondertekend.

Oordeel

Met de namens hen verrichte invulling en ondertekening van de SO-formulieren hebben partijen ingestemd met het SOR en worden zij geacht de conclusies als bedoeld in artikel 347 lid 1 Rv te hebben genomen (zie ook art. 3.3 en 3.4 SOR). Zoals in de SO-formulieren staat vermeld, luidt de enige grief dat de kantonrechter te Rotterdam in het vonnis van 18 november 2016 ten onrechte niet heeft beslist overeenkomstig hetgeen werknemer in eerste aanleg heeft gevorderd. Om een volledig beeld te krijgen van de zaak komt het het hof dienstig voor om ook werknemer als getuige te horen, als ware het in contra-enquête. Met het oog daarop wordt iedere verdere beslissing aangehouden.