Rechtspraak
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 4 oktober 2017
ECLI:NL:RBAMS:2017:7633
werkneemster/APF International B.V.
Feiten
Werkneemster is in 2016 in dienst getreden bij APF International B.V. (hierna: APF), tegen een salaris van € 3.900 bruto per maand. In de arbeidsovereenkomst is bepaald dat deze in beginsel wordt aangegaan voor een periode tot eind 2016. In december 2016 is de arbeidsovereenkomst van werkneemster verlengd tot 30 juni 2017. Op 30 mei 2017 is werkneemster te kennen gegeven dat APF haar geen nieuw contract zou aanbieden en dat haar dienstverband per 30 juni 2017 zou eindigen. Werkneemster aanvaardt de beëindiging niet omdat volgens haar sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Werkneemster is na 30 mei 2017 niet op het werk verschenen, totdat APF haar op 7 juni 2017 heeft opgeroepen voor het verrichten van werkzaamheden. Op 8 juni 2017 heeft zij haar werkzaamheden hervat. Op 12 juni 2017 is zij op non-actief gesteld. Op 30 juni 2017 heeft APF het dienstverband beëindigd en het loon tot die datum betaald. Werkneemster verzoekt de kantonrechter primair de opzegging te vernietigen en subsidiair APF te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding en een gefixeerde schadevergoeding.
Oordeel
De kantonrechter stelt voorop dat partijen van mening verschillen over de inhoud van de gesprekken die tussen hen in (eind) 2016 zijn gevoerd. Hierbij gaat het vooral om het antwoord op de vraag of partijen al dan niet over verlenging van de arbeidsovereenkomst hebben gesproken. In dit verband oordeelt de kantonrechter als volgt. De inhoud van deze gesprekken kan in het midden blijven, nu niet kan worden gezegd dat de arbeidsovereenkomst per 6 juni 2017 stilzwijgend is verlengd. APF heeft bij e-mail van 30 mei 2017 heel duidelijk kenbaar gemaakt dat de arbeidsovereenkomst met werkneemster ná 30 juni 2017 niet zou worden verlengd. Voor zover deze e-mail niet als aanzegging in de zin van artikel 7:668 lid 1 BW kan worden gekwalificeerd, moet deze worden beschouwd als een aanbod tot verlenging van de arbeidsovereenkomst tot 30 juni 2017, waarbij tegelijkertijd duidelijk is gemaakt dat deze overeenkomst niet nogmaals zou worden verlengd. Dit aanbod is door werkneemster aanvaard, doordat zij ook ná 6 juni 2017 nog werkzaamheden heeft verricht. Naar het oordeel van de kantonrechter is het dienstverband dan ook per 30 juni 2017 van rechtswege geëindigd. De verzoeken van werkneemster worden afgewezen.