Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 24 oktober 2017
ECLI:NL:GHSHE:2017:4626
werknemer/werkgeefster
Feiten
Werknemer is op 16 mei 2005 op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst getreden bij werkgeefster. Werknemer heeft tegenover de recherche een verklaring afgelegd waarin hij onder meer verklaart ongeveer tien keer zonder toestemming een blik verf mee naar huis te hebben genomen om deze voor eigen doeleinden te gebruiken. Bij brief van maandag 17 februari 2014 is werknemer op staande voet ontslagen. Werkgeefster kwalificeert het gedrag van werknemer als diefstal en stelt dat werknemer het vertrouwen van werkgeefster onwaardig is geworden. In de onderhavige procedure vordert werknemer onder meer een verklaring voor recht dat het door werkgeefster op 17 februari 2014 gegeven ontslag op staande voet nietig is en veroordeling van werkgeefster tot betaling van het loon vanaf 17 februari 2014. Aan deze vordering heeft werknemer ten grondslag gelegd dat het hem gegeven ontslag op staande voet nietig is omdat er geen dringende reden voor was. Werknemer betwist dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering of diefstal. In het tussenvonnis van 13 november 2014 heeft de kantonrechter werkgeefster opgedragen bewijs aan te leveren. In het eindvonnis van 7 april 2016 heeft de kantonrechter overwogen dat werkgeefster – onder meer na getuigenverhoor – in de bewijslevering is geslaagd. Op grond daarvan heeft de kantonrechter de vorderingen van werknemer afgewezen en werknemer in de proceskosten veroordeeld. Werknemer heeft in hoger beroep geconcludeerd tot vernietiging van het eindvonnis en tot het alsnog toewijzen van zijn vorderingen.
Oordeel
Dat geen aangifte is gedaan zodat geen objectief onderzoek van de politie heeft plaatsgevonden is op zichzelf juist en brengt mee dat de beoordeling van het bewijs niet mede kan worden gebaseerd op onderzoek van de politie, maar staat er niet aan in de weg dat de andere bewijsmiddelen op hun merites worden beoordeeld. Ten aanzien van de bewijskracht van het onderzoek van de recherche heeft werknemer aangevoerd dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat de recherche onafhankelijk en objectief is, omdat de recherche handelde in opdracht van werkgeefster. Het hof acht de recherche onafhankelijk in zoverre dat hij niet in dienst was van werkgeefster en de recherche niet alleen werkgeefster als klant heeft. Ten aanzien van de (bekennende) verklaring van werknemer stelt werknemer allereerst dat deze door de recherche is opgesteld. Dit is op zichzelf juist, maar werknemer heeft deze verklaring wel ondertekend. Werknemer heeft gesteld dat de verklaring van getuige 2 niet als objectief kan worden beschouwd omdat deze een leidinggevende functie bij werkgeefster heeft. Daarover oordeelt het hof dat het hof bij de bewijswaardering rekening houdt met de omstandigheid dat getuige 2 bij werkgeefster in dienst is en in zoverre geen onafhankelijke getuige is, maar dat die omstandigheid niet meebrengt dat zijn verklaring terzijde moet worden geschoven. Werknemer stelt ten slotte dat uit de getuigenverklaringen duidelijk blijkt dat werknemer de Nederlandse taal slechts gebrekkig sprak en de Nederlandse taal niet kon lezen en dat hij de door de recherche opgestelde verklaring absoluut niet begreep. Deze stelling werpt echter geen nieuw licht op de zaak. Het hof zal in dit stadium nog niet verder oordelen over de waardering van het bewijs, omdat werknemer in hoger beroep heeft aangeboden tegenbewijs te leveren door hernieuwde oproeping van X, die in eerste aanleg als getuige niet is verschenen. Het hof zal werknemer daartoe in de gelegenheid stellen. Het hof overweegt dat er geen grief is gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat als het door werkgeefster gestelde handelen van werknemer vast komt te staan, dit diefstal oplevert en dat deze aan het ontslag ten grondslag gelegde dringende reden dan een voldoende zwaarwichtige grond oplevert om het ontslag op staande voet te rechtvaardigen. Dat betekent dat als komt vast te staan dat werknemer zich zonder toestemming van werkgeefster haar eigendommen heeft toegeëigend, de vorderingen van werknemer zullen worden afgewezen.