Rechtspraak
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 2 november 2017
ECLI:NL:RBAMS:2017:8045
werknemer/AEG Power Solutions B.V.
Feiten
Werknemer is op 1 december 2006 voor onbepaalde tijd bij AEG Power Solutions B.V. (hierna: AEG) in dienst getreden in de functie van Service Engineer. AEG houdt zich bezig met het fabriceren, verkopen en onderhouden van UPS-systemen. De tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst bevat een non-concurrentiebeding en een boetebeding. In januari 2017 heeft werknemer aan AEG te kennen gegeven dat hij het bedrijf wilde verlaten en haar verzocht in te stemmen met indiensttreding bij B&A Projects B.V. (hierna: B&A). Daarnaast heeft werknemer AEG verzocht hem te ontslaan uit het non-concurrentiebeding c.q. het beding om te zetten in een relatiebeding. Beide verzoeken zijn echter niet door AEG gehonoreerd. Werknemer vordert thans in een kortgedingprocedure primair vernietiging van het concurrentiebeding en subsidiair matiging van de duur en het geografisch bereik ervan.
Oordeel
Uitleg van het non-concurrentiebeding
Werknemer voert in de eerste plaats aan dat hij bij handhaving van het non-concurrentiebeding onbillijk wordt benadeeld, omdat de tekst van het beding onvoldoende duidelijk is. Het beding luidt, voor zover relevant, als volgt: ‘Het is de werknemer niet toegestaan, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van werkgever, gedurende de dienstbetrekking alsmede gedurende de periode van twaalf maanden na beëindiging van het dienstverband, in enigerlei vorm een zaak, gelijk, gelijksoortig of aanverwant aan of concurrerend met het bedrijf van werkgever en/of de met haar gelieerde ondernemingen te vestigen, te drijven, mede te drijven of het te doen drijven, hetzij direct, hetzij indirect, dan wel financieel, in welke vorm ook, bij dergelijke zaak belang te hebben, daarin of daarvoor op enigerlei wijze werkzaam te zijn, al dan niet in dienstbetrekking (…).’ De kantonrechter volgt werknemer hierin niet en oordeelt, onder verwijzing naar de Haviltex-formule, dat uit het beding duidelijk volgt dat het werknemer niet is toegestaan in dienst te treden bij een bedrijf met activiteiten die gelijk(soortig), aanverwant of concurrerend zijn met die van AEG.
Onbillijke benadeling ex artikel 7:653 lid 3 onderdeel b BW
Naar het oordeel van de kantonrechter is voldoende aannemelijk geworden dat in een bodemprocedure zal worden beslist dat werknemer door handhaving van het non-concurrentiebeding onbillijk wordt benadeeld in verhouding tot het te beschermen belang van AEG. In dit verband wordt als volgt overwogen. AEG heeft aangevoerd dat haar belang vooral erin gelegen is te voorkomen dat generalisten, zoals B&A, onderhoud kunnen laten verrichten aan installaties van AEG door een Service Engineer die op dit gebied specialistische kennis bij haar heeft opgedaan. Werknemer heeft echter terecht erop gewezen dat het voornoemde belang ook op andere wijze kan worden beschermd, omdat de UPS-systemen van AEG reeds streng worden beveiligd door beveiligingssoftware. In zoverre kan werknemer dus niet de bij AEG opgedane specialistische kennis benutten bij B&A, zodat moet worden aangenomen dat deze laatste geen ongerechtvaardigd voordeel behaalt uit het in dienst nemen van werknemer. Daarnaast is voldoende aannemelijk geworden dat het werk van werknemer bij B&A ook zal bestaan uit het verrichten van onderhoud voor andere installaties dan die van AEG. Voorts is evenmin komen vast te staan dat werknemer op relevant niveau klantencontacten heeft gehad met bedrijven, waarmee hij AEG concurrentie zou kunnen aandoen. Met inachtneming van het voorgaande, oordeelt de kantonrechter dat het non-concurrentiebeding volledig wordt geschorst, zodat werknemer in de gelegenheid wordt gesteld om bij B&A in dienst te treden totdat in de te voeren bodemprocedure anders wordt beslist.