Rechtspraak
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Middelburg), 5 juli 2017
ECLI:NL:RBZWB:2017:4100
werknemer/Accon AVM Groep B.V.
Feiten
Werknemer is op 1 oktober 2007 voor onbepaalde tijd bij Accon AVM Groep B.V. (hierna: Accon) in dienst getreden als Manager Accountancy. De tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst is op 31 oktober 2016 geëindigd als gevolg van opzegging door werknemer. De arbeidsovereenkomst bevat een relatiebeding. Op grond van dit beding is het werknemer (kort gezegd) verboden binnen twee jaar na beëindiging van de arbeidsovereenkomst met Accon werkzaamheden te verrichten voor (ex-)cliënten van Accon of daarmee contacten te onderhouden. Bij vonnis in kort geding van september 2016 heeft de kantonrechter het relatiebeding gedeeltelijk geschorst. Werknemer wendt zich thans tot de bodemrechter en vordert primair volledige vernietiging van het relatiebeding en subsidiair matiging van het beding.
Oordeel
Geldigheid relatiebeding
Werknemer voert allereerst aan dat het relatiebeding als gevolg van een juridische fusie zijn gelding heeft verloren. De kantonrechter oordeelt op dit punt als volgt. Op 31 augustus 2012 is een fusieakte verleden op grond waarvan de verdwijnende vennootschap (wederpartij van werknemer bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst) met de naam Accon AVM Groep B.V. is opgegaan in de verkrijgende vennootschap, eveneens met de naam Accon AVM Groep B.V. Van een overdracht van aandelen tussen de aanvankelijke werkgever van werknemer en Accon is geen sprake. De conclusie is dat de arbeidsovereenkomst mét relatiebeding als gevolg van de fusie van rechtswege is overgegaan op Accon.
Uitleg van het relatiebeding
Werknemer voert vervolgens aan dat de fusie heeft geleid tot een aanmerkelijke verzwaring van de werking van het relatiebeding en stelt zich op het standpunt dat het relatiebeding geen gelding heeft ten aanzien van cliënten van de dochtervennootschappen (hierna: de dochters) van Accon. De kantonrechter volgt werknemer hierin niet. De klanten van Accon sluiten namelijk geen opdrachtovereenkomsten met Accon zelf, maar met haar dochters. Deze hebben geen eigen vestigingen maar zijn actief vanuit de vestigingen van Accon. Daarnaast is ook van betekenis dat uit de tekst van het beding blijkt dat onder ‘cliënten’ wordt verstaan: degenen aan wie Accon direct of indirect zakelijke diensten verleent of heeft verleend. Door de inzet van dochters, waarvoor werknemers van Accon worden ingezet, verleent Accon aldus indirect zakelijke diensten aan die cliënten. Een uitleg van het beding zoals door werknemer wordt voorgestaan, zou het beding zinledig maken waardoor deze uitleg niet aannemelijk is.
Zwaarder drukken
Werknemer voert voorts aan dat het relatiebeding aanmerkelijk zwaarder is gaan drukken, zodat het opnieuw schriftelijk had moeten worden aangegaan bij de overnames die Accon heeft gedaan vanaf 2007. Daarnaast is volgens werknemer sprake van een substantiële uitstroom van klanten waardoor een grote groep van ex-cliënten bestaat. De kantonrechter overweegt als volgt. Accon had in 2007 40 bedrijfsvestigingen en bij het einde van de arbeidsovereenkomst 49 vestigingen. Van een substantiële uitstroom is aldus geen sprake. Daarnaast is ook van betekenis dat ex-cliënten na het verstrijken van 24 maanden niet langer onder de werking van het beding vallen. De kantonrechter gaat derhalve voorbij aan de stelling van werknemer dat het relatiebeding zwaarder is gaan drukken.
Belangenafweging
Werknemer voert tot slot aan dat onverkorte handhaving van het relatiebeding leidt tot onbillijke benadeling van werknemer en dat het beding derhalve geheel dan wel gedeeltelijk dient te worden vernietigd. De kantonrechter overweegt als volgt. Werknemer bouwt met klanten van Accon een vertrouwensband op en onderhoudt deze band. Daardoor zullen die klanten zich veelal meer hechten aan de accountant die voor hen werkt dan aan diens werkgever. Als gevolg daarvan bestaat het risico dat bij het vertrek van een werknemer, de klanten hem zullen volgen en eveneens zullen vertrekken bij de werkgever. In zoverre heeft Accon er dus een redelijk belang bij om hiertegen te worden beschermd. Daarnaast is ook komen vast te staan dat werknemer de bij Accon opgedane kennis kan gebruiken om de klanten tot de zijne te maken, waardoor hij zich een ongerechtvaardigd voordeel zou kunnen verschaffen. Gelet op het voorgaande bestaat dan ook geen grond voor gehele vernietiging van het relatiebeding. De kantonrechter is evenwel van oordeel dat deze afweging anders uitvalt ten aanzien van (ex-)klanten van Accon die niet door werknemer zijn bediend toen hij bij haar in dienst was. Met deze klanten heeft werknemer immers geen persoonlijke band, zodat aangenomen kan worden dat deze klanten niet ertoe bewogen zullen worden om naar werknemer over te stappen. De kantonrechter ziet dan ook aanleiding om het relatiebeding gedeeltelijk te vernietigen, doordat werknemer hierdoor onbillijk wordt benadeeld in verhouding tot het te beschermen belang van Accon.