Naar boven ↑

Rechtspraak

Air Energi Netherlands/werknemer
Rechtbank Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 7 september 2017
ECLI:NL:RBDHA:2017:12912

Air Energi Netherlands/werknemer

Verzoek ontbinding op basis van de a-grond afgewezen, omdat de werkgever onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het afspiegelingsbeginsel niet van toepassing zou zijn door een unieke functie.

Feiten

Air Energi is gespecialiseerd in de werving en selectie van (hoogopgeleid) technisch personeel. Air Energi heeft in 2014 een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met werknemer gesloten. Werknemer is feitelijk tewerkgesteld bij Total E&P Nederland B.V. Bij vonnis in kort geding heeft de kantonrechter te Den Haag op 27 februari 2017 geoordeeld dat de laatste arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege geconverteerd is in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd vanwege de ketenregeling. Air Energi heeft op 21 februari 2017 toestemming gevraagd aan het UWV om de arbeidsovereenkomst met werknemer te mogen opzeggen wegens bedrijfseconomische omstandigheden. Het UWV heeft geweigerd toestemming te verlenen. Air Energi verzoekt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst te ontbinden, primair op basis van de a-grond en subsidiair de g-grond. Ter onderbouwing van de primaire ontslaggrond (de a-grond) heeft Air Energi onder meer naar voren gebracht dat de arbeidsplaats van werknemer structureel is komen te vervallen omdat de opdracht bij Total is geëindigd. Andere passende functies zouden vanwege de opleiding, ervaring en capaciteiten van werknemer bovendien niet voorhanden zijn.

Oordeel

A-grond

De kantonrechter is allereerst met UWV van mening dat Air Energi voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de opdracht bij Total is komen te vervallen en, vanwege de beloning van werknemer die thans niet wordt bekostigd door klanten, Air Energi maatregelen wenst te treffen in de personele sfeer. Waar het verzoek echter – ook in onderhavige procedure – reeds op strandt, is de vraag of het afspiegelingsbeginsel juist is toegepast en of in onderhavig geval sprake is van een unieke functie. Wat namelijk ontbreekt – en van evident belang is om vast te stellen of sprake is van een unieke functie – is een functiebeschrijving of een omschrijving van de feitelijke werksituatie, en voorts welke beloning hoort bij een bepaalde functie. Air Energi blijft daarbij in zijn motivering vallen in algemeenheden en merkt slechts op dat de functie van werknemer niet uitwisselbaar is met andere functies vanwege de vereiste kennis, ervaring, opleiding en het salaris. Air Energi verzuimt daarbij expliciet te vermelden welke kennis, ervaring, opleiding voor andere functies vereist zijn en tegen welke beloning dat gebeurt. Aldus is onvoldoende, althans slechts ten dele, vast te stellen of de functie van werknemer als uniek valt aan te merken. Daarbij wordt nog opgemerkt dat Air Energi onvoldoende gemotiveerd heeft waarom de functies bij Total, die thans door andere werknemers worden vervuld en – terecht – door werknemer in zijn verweerschrift naar voren worden gehaald, niet uitwisselbaar zijn. De conclusie van het vorengaande is dat Air Energi (opnieuw) niet aannemelijk heeft gemaakt dat het afspiegelingsbeginsel niet van toepassing is. Het verzoek op basis van de a-grond moet daarom worden afgewezen.

G-grond

De kantonrechter stelt allereerst vast dat werknemer zijn werkzaamheden bij Total altijd naar volle tevredenheid heeft verricht. Dat blijkt onder meer uit de verlenging van de opdracht van Total en het niet door Air Energi betwiste feit dat Total heeft geprobeerd om eind 2016 een gesprek te arrangeren tussen Air Energi en werknemer om de lucht te klaren. Ook stelt de kantonrechter vast dat Air Energi nooit enige poging heeft ondernomen om de vermeende verstoring in de arbeidsverhouding te herstellen, bijvoorbeeld door het beproeven van mediation. Mocht daarnaast al sprake zijn van enige verstoring in de arbeidsrelatie, dan is die verstoring geheel te wijten aan het feit dat Air Energi zich onjuist – zo is overwogen in het (eerdere) vonnis in kort geding – op het standpunt heeft gesteld dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege zou zijn geëindigd. Dat tijdens en na het geschil enige frictie tussen partijen is ontstaan, is voorstelbaar, maar niet voldoende om een onherstelbare verstoring in de arbeidsverhouding aan te nemen. Gelet op het vorengaande wordt het verzoek de arbeidsovereenkomst op basis van de g-grond te ontbinden, afgewezen.