Rechtspraak
Rechtbank Overijssel (Locatie Almelo), 12 oktober 2017
ECLI:NL:RBOVE:2017:4054
Sciopeng Detachering B.V./werkneemster
Feiten
Werkneemster is per 1 september 2007 in dienst getreden bij SCIO Consult. Op of omstreeks 1 mei 2016 is SCIO Consult gefuseerd met PENG B.V. Deze organisatie ging verder onder de naam Sciopeng. Tot het Sciopeng-concern behoren onder meer Sciopeng Detachering, Sciopeng Advisering en Sciopeng Opleidingen. Op (of omstreeks) 17 juni 2016 hebben Sciopeng Detachering/Bureau Peng enerzijds en werkneemster anderzijds een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd gesloten. De voornoemde arbeidsovereenkomst bevat een concurrentie- en relatiebeding (art. 13) en een boetebeding (art. 14). Partijen hebben op 10 november 2016 een vaststellingsovereenkomst ter beëindiging van het dienstverband gesloten. Op 6 juni 2017 is werkneemster in dienst getreden bij Opleidingscentrum voor de Overheid B.V. (hierna: OCSD) als directeur. De coöperatie Factum Holding U.A. is aandeelhouder en bestuurder van OCSD. Bij brief van 26 juli 2017 heeft (de advocaat van) Sciopeng Detachering werkneemster gesommeerd het concurrentiebeding na te komen en per direct de werkzaamheden voor Factum Advies te staken. Voorts is werkneemster gesommeerd het vaststaande deel van de boete van € 10.000 te voldoen. Op 7 augustus 2017 is de arbeidsovereenkomst tussen OCSD en werkneemster met wederzijds goedvinden beëindigd. In conventie vordert Sciopeng Detachering onder meer om werkneemster te gebieden om haar arbeidsovereenkomst met OCSD te beëindigen, voldoening van de verbeurde boetes en nakoming van het non-concurrentiebeding. In reconventie vordert werkneemster onder meer te bepalen dat het tussen partijen overeengekomen concurrentiebeding haar niet verbiedt om in dienst te treden en werkzaam te zijn voor OCSD, dan wel subsidiair schorsing van het beding en een voorschot op een billijke vergoeding.
Oordeel
In conventie
Tussen partijen is in geschil of werkneemster door (opnieuw) als directeur in dienst te treden bij OCSD het non-concurrentiebeding heeft overtreden, althans zal overtreden. Daarbij spitst het geschil zich toe op de vraag of OCSD valt in de categorie bedrijven waarop het in artikel h van de vaststellingsovereenkomst opgenomen concurrentiebeding doelt en meer in het bijzonder of Sciopeng Detachering, evenals OCSD, opleidingsactiviteiten ontplooit. Allereerst constateert de voorzieningenrechter dat de tussen werkneemster en OCSD gesloten arbeidsovereenkomst inmiddels al door de contracterende partijen is ontbonden, zodat Sciopeng Detachering in zoverre geen belang meer heeft bij het gevorderde gebod. Dit onderdeel van de vordering wordt daarom afgewezen. Verder komt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat Sciopeng Detachering onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij opleidingsactiviteiten ontplooit. Uit de door Sciopeng Detachering overgelegde stukken blijkt wel dat binnen het Sciopeng-concern (onder meer) opleidingen worden aangeboden, maar valt (binnen de beperkingen van een procedure in kort geding) niet vast te stellen dat zulke activiteiten nu ook ook door Sciopeng Detachering worden ontplooid. Immers, op veel van de door Sciopeng Detachering overgelegde stukken staat enkel ‘Sciopeng’ vermeld, zonder nadere aanduiding met een concernonderdeel. Voorshands blijkt uit een en ander voldoende dat sinds de fusie de opleidingen binnen het concern worden georganiseerd door Sciopeng Opleidingen, waarbij het niet voor de hand ligt om aan te nemen dat ook Sciopeng Detachering dat nog doet. De voorzieningenrechter acht daarom voorshands voldoende aannemelijk dat Sciopeng Detachering geen opleidingen organiseert. Daaruit volgt dat OSCD, die kennelijk wél opleidingen organiseert, geen concurrent is van Sciopeng Detachering. Bij de beoordeling van een en ander acht de voorzieningenrechter bij uitstek van belang dat een concurrentiebeding strikt, en niet extensief behoort te worden uitgelegd. De omstandigheid dat het Factum-concern en het Sciopeng-concern werkzaam zijn in dezelfde branche en dat mogelijkerwijs een concernonderdeel van Factum een concurrerende activiteit jegens Sciopeng Detachering uitoefent, is, gelet op het hiervoor overwogene, onvoldoende grondslag voor de door Sciopeng Detachering gestelde schending van het concurrentieverbod door werkneemster.
In reconventie
De primaire vordering in reconventie is in kort geding niet toewijsbaar omdat die neerkomt op een verkapte verklaring voor recht. Bovendien heeft werkneemster ook geen belang (meer) bij toewijzing van deze eis, omdat de eis in conventie integraal wordt afgewezen. Daarom is ook geen plaats voor een vergoeding ex artikel 7:653 lid 5 BW.