Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Van der Weij Installatiebedrijf B.V.
Rechtbank Noord-Nederland (Locatie Leeuwarden), 31 oktober 2017
ECLI:NL:RBNNE:2017:4086

werknemer/Van der Weij Installatiebedrijf B.V.

Vordering tot volledige doorbetaling van loon na het verstrijken van 104 weken afgewezen. Werkgeefster had deugdelijke gronden om werknemer geen passende arbeid (voor de volle omvang) te laten verrichten.

Feiten

Werknemer is sinds 1 oktober 1975 in dienst van Van der Weij Installatiebedrijf B.V. (hierna: Van der Weij) in de functie van algemeen monteur voor 32 uur per week. Op 26 januari 2015 is werknemer ziek geworden. Op 27 februari 2017 heeft werknemer zich – na het verstrijken van 104 weken – weer volledig beter gemeld en beschikbaar gesteld voor het verrichten van zijn volledige werk als algemeen monteur. Van der Weij heeft werknemer echter niet opgeroepen tot het verrichten van het volledige werk, omdat de arbeidsdeskundige van oordeel is dat werknemer nog steeds ongeschikt is voor dit werk, dat onder meer bestaat uit het monteren van zonnepanelen. De arbeidsdeskundige heeft daarom geadviseerd om werknemer passend werk te laten verrichten, voor zover dit beschikbaar is. Volgens Van der Weij is het echter niet altijd mogelijk om werknemer voor de volle 32 uur passende arbeid te laten verrichten, omdat er simpelweg niet zoveel werk beschikbaar is. Werknemer vordert thans primair volledige doorbetaling van het overeengekomen loon, omdat hij zich beschikbaar heeft gesteld voor het verrichten van het volledige werk. In dit verband stelt hij zich op het standpunt dat het monteren van zonnepanelen hier niet onder valt. Ook stelt werknemer dat Van der Weij ‘genoeg’ passend werk voor hem heeft en dat dit werk, gelet op zijn hoge anciënniteit, eerst aan hem moet worden gegeven. Van der Weij verweert zich met de stelling dat zij geen loondoorbetalingsplicht meer heeft na 104 weken ziekte van werknemer voor de niet door hem gewerkte uren, nu werknemer niet voor de volle omvang geschikt is tot het verrichten van de bedongen arbeid.

Oordeel

Maatgevende arbeid

De kantonrechter oordeelt als volgt. De arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat het monteren van zonnepanelen onder de maatgevende arbeid valt. Het enkele feit dat werknemer als algemeen monteur is aangenomen, en het monteren van zonnepanelen destijds niet tot zijn functie behoorde, brengt niet met zich dat deze werkzaamheden niet tot zijn functie kunnen zijn gaan behoren. Vast staat dat werknemer op enig moment zonnepanelen is gaan monteren en dat hij hiermee is doorgegaan totdat hij dit om medische redenen niet meer kon. Deze taak is daarmee tot de werkzaamheden van de functie van werknemer gaan behoren. Met inachtneming van het vorenstaande wordt dan ook geoordeeld dat werknemer thans – na het verstrijken van twee jaar – nog steeds ongeschikt is voor het verrichten van zijn ‘eigen werk’. De vordering tot doorbetaling van loon wordt verworpen, voor zover deze gebaseerd is op de stelling dat werknemer zich beschikbaar heeft gehouden voor zijn ‘eigen werk’.

Loondoorbetalingsverplichting werkgever

De kantonrechter stelt voorop dat een werkgever ook na het verstrijken van twee jaar gehouden kan zijn tot volledige doorbetaling van loon, indien een werknemer zich beschikbaar heeft gehouden voor het verrichten van passende arbeid en deze arbeid ten onrechte niet is aangeboden door de werkgever. In dit verband dient te worden onderzocht of Van der Weij deugdelijke gronden had om werknemer niet in staat te stellen tot het verrichten van passende arbeid (HR 17 januari 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF0175). De kantonrechter oordeelt als volgt. Vast staat dat werknemer zich beschikbaar heeft gehouden voor het verrichten van passende arbeid. Van der Weij heeft deze arbeid ook aangeboden, maar niet steeds voor de overeengekomen 32 uur per week. De reden hiervoor is dat zij niet altijd voor 32 uur aangepast werk voorhanden heeft, omdat zulks mede afhankelijk is van de opdrachten die binnenkomen. Hier komt bij dat Van der Weij ook een andere werknemer in dienst heeft, die vanwege beperkingen lichter werk moet verrichten. De stelling van werknemer dat het werk eerst aan hem moet worden gegeven vanwege zijn hoge anciënniteit, wordt verworpen. Naar het oordeel van de kantonrechter stopt de verplichting tot het aanbieden van passende arbeid daar waar die arbeid niet beschikbaar is. Het aanbieden van passende arbeid aan een werknemer die na twee jaar arbeidsongeschiktheid niet langer zijn eigen werkzaamheden kan verrichten, kan niet ten koste gaan van de werkzaamheden van andere (niet-)arbeidsongeschikte werknemers. De conclusie is dat Van der Weij heeft voldaan aan haar verplichtingen te onderzoeken of passende arbeid voorhanden is en de uitkomst hiervan aan werknemer mee te delen. Dit brengt met zich dat zij niet meer loon aan werknemer hoeft te betalen dan het loon over de uren dat werknemer passende arbeid verricht. De vordering van werknemer wordt afgewezen.