Rechtspraak
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 3 oktober 2017
ECLI:NL:GHDHA:2017:2742
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de Weg/werknemer
Feiten
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de Weg (hierna: Bpf) is uitvoerder van de verplicht gestelde bedrijfstakpensioenregeling voor de sector beroepsvervoer over de weg. X heeft op 25 juli 2010 een onderneming van overdrager Y overgenomen. De onderneming werd door X gedreven in de vorm van eenmanszaak onder de naam Tab Post en hield zich bezig met het uitvoeren van koeriersdiensten. Ook valt de onderneming onder de voornoemde bedrijfstakpensioenregeling. Het Bpf vordert thans betaling van achterstallige pensioenpremies van twee werknemers, die volgens het Bpf tot en met 2009 bij overdrager Y in dienst zijn geweest. Volgens het Bpf is X dan ook werkgeefster van deze werknemers geworden en uit dien hoofde aansprakelijk is voor verplichtingen jegens hen die dateren van vóór de overname. X stelt daarentegen dat zij ten tijde van de overname geen personeel heeft overgenomen van Y, maar juist na de overname – per 1 augustus 2010 – arbeidsovereenkomsten heeft gesloten met de twee werknemers van overdrager Y.
Oordeel
Het hof overweegt als volgt. De stelling van het Bpf dat sprake is van een overgang van onderneming op grond waarvan X aansprakelijk is voor achterstallige pensioenpremies van vóór de overname, is onvoldoende onderbouwd. Dat de werknemers tot en met 2009 bij overdrager Y in dienst waren, is niet voldoende om aansprakelijkheid voor de achterstallige pensioenpremies te vestigen. Ingevolge het bepaalde in artikel 7:663 BW is het moment van de overgang van de onderneming immers bepalend voor de vraag of verplichtingen van de oude werkgever overgaan op de nieuwe werkgever. In het onderhavige geval moet dit ‘moment’ worden vastgesteld op 25 juli 2010. Het Bpf heeft echter nagelaten te stellen (en te onderbouwen) dat de werknemers op 25 juli 2010 uit hoofde van een arbeidsovereenkomst voor de onderneming van overdrager Y werkzaam waren. De vordering tot betaling van de achterstallige pensioenpremies is derhalve niet toewijsbaar.