Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Bewindvoering Budgetbeheer
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Middelburg), 28 september 2017
ECLI:NL:RBZWB:2017:7262

werkneemster/Bewindvoering Budgetbeheer

Aanzeggingsplicht ex artikel 7:668 lid 1 BW. Werkneemster stemde aanvankelijk in met voortgezette tewerkstelling bij haar werkgever via een payrollbedrijf. Voor werkneemster was onduidelijk wat dit voor haar betekende. Toen dit haar wel duidelijk werd, trok zij haar instemming in. Werkgeefster heeft derhalve niet tijdig voldaan aan haar aanzeggingsplicht.

Feiten

Sinds 2015 is werkneemster bij werkgeefster werkzaam. De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor de duur van een jaar en is op 4 juni 2016 voor de duur van een jaar verlengd. Werkneemster was laatstelijk werkzaam in de functie van administratief medewerkster. Bij verzoekschrift heeft werkneemster de kantonrechter verzocht werkgeefster te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 527,92 bruto wegens het niet tijdig nakomen van de aanzegplicht zoals bedoeld in artikel 7:668 lid 1 jo. lid 3 BW. Werkgeefster heeft daarentegen gesteld dat zij op 2 mei 2017 tijdens het functioneringsgesprek aan werkneemster heeft medegedeeld dat zij voor haar arbeid kon blijven verrichten op voorwaarde dat het via payrolling voortgezet zou worden. Werkneemster heeft hiervoor akkoord getekend. Nadat werkneemster op 11 mei 2017 had medegedeeld niet in te kunnen stemmen met deze voorwaarde, is aan werkneemster dezelfde dag nog schriftelijk medegedeeld dat haar arbeidscontract per 3 juni 2017 zou eindigen. Doordat werkneemster de overeenkomst op 2 mei 2017 heeft ondertekend, is tijdig aan de aanzegplicht voldaan.

Oordeel

Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat werkgeefster werkneemster op 2 mei 2017 tijdens haar functioneringsgesprek voor het eerst heeft geconfronteerd met haar voornemen om haar gehele personeelbestand over te dragen aan een payrollbedrijf. Hoewel werkneemster in eerste instantie hiermee had ingestemd, is zij pas op 8 mei 2017 door een medewerker van het payrollbedrijf nader ingelicht en is zij teruggekomen op haar eerdere beslissing. De kantonrechter maakt hieruit op dat het voor werkneemster tijdens het functioneringsgesprek niet duidelijk was wat de gevolgen voor haar waren en dat daarmee haar arbeidscontract met werkgeefster zou worden beëindigd. Ook in het verslag van het functioneringsgesprek wordt niet vermeld dat het arbeidscontract met werkneemster van rechtswege per 3 juni 2017 eindigt en niet wordt voortgezet. De zinsnede in het verslag ‘Je mag hier blijven werken. Per 1-6-2017 wordt er overgegaan naar payrolling, waar je een nieuw contract zult krijgen via het payrolling bedrijf’ biedt onvoldoende duidelijkheid. Pas op 11 mei 2017 heeft werkgeefster bij aangetekend schrijven een brief naar werkneemster verzonden die wel voldoende duidelijkheid geeft. Werkgeefster heeft derhalve niet tijdig voldaan aan haar aanzeggingsplicht conform artikel 7:668 lid 1 BW. Werkgeefster is derhalve gehouden tot betaling van een vergoeding ter hoogte van het loon van werkneemster tot 11 juni 2017 voor een bedrag van € 527,92 bruto en zal daartoe worden veroordeeld.